Reis naar Texel via het koele water van Marlene Dumas en het sterke water van Damien Hirst

Reis van 9 -11 september 2014

Dinsdag 9 september 2014 begon nevelig. Het was even wennen na de vele zonnige dagen die voorafgingen. Maar ik liet me niet weerhouden om er een paar dagen tussenuit te gaan. Even andere indrukken opdoen en de routine van het alsmaar doorwerken verbreken. Al wendde ik de steven richting Texel, waar ik een hotel had geboekt, ik was van plan onderweg in Amsterdam een kijkje te nemen in het Stedelijk Museum. De veel besproken overzichtstentoonstelling ‘The Image as a Burde van Marlene Dumas had me nieuwsgierig gemaakt, al had ik al eerder de in mijn ogen wat lugubere kinderbeelden van haar gezien in museum De Pont te Tilburg. Marlene Dumas, 61 jaar, is in Zuid-Afrika geboren maar woont al decennia in Amsterdam. Ik verdacht haar ervan medium te zijn voor geesten van onder meer overledenen die als spoken ronddolen en via haar toegang tot ons krijgen. Zag ik dat goed? Ik ging vooral kijken om antwoord op deze vraag te krijgen. Natuurlijk is het resultaat van zulk kunstenaarschap intrigerend voor veel mensen en ook voor mij. Maar ik wilde voorbij gaan aan de primaire verbazing over haar liefkozen van de dood, haar naar buiten keren van de verborgenheid van de seksualiteit, het misschien wel koketteren met grote persoonlijkheden uit onze recente geschiedenis, en inzicht krijgen in wat hier geestelijk aan de hand is. Was het wat ik dacht dat het is?
In Amsterdam was na het parkeren van mijn auto de verleiding te groot en liep ik op weg naar het Stedelijk Museum even de bakkerszaak van Simon Meijssen binnen in de van Baerlestraat. Kan ik iedereen aanbevelen: ouderwets lekkere krentenbollen, amandelcroissants, belegde broodjes met pepoenpitten… Gevaarlijke plek voor als je wilt afvallen.

Als toeschouwer mag ik meedoen met het betekenis geven

Even was ik bang dat ik me zou moeten scharen in een lange rij bezoekers om de expositie van Dumas te kunnen zien, maar dat viel alles mee. Ik kon zo doorlopen. In de museumzalen was het behoorlijk druk, maar je hoefde gelukkig niet te dringen. Eerst liep ik snel door de zalen op de eerste etage om te registreren waar wat hing. Daarna ging ik zorgvuldiger kijken. Bij de introductie wordt uiteengezet dat het Dumas gaat om de meerlagigheid van het beeld en dat de ervaringen van de toeschouwer met al zijn aannames en veronderstellingen deel uitmaken van het werk. De beladenheid van het beeld is onderdeel van de verantwoordelijkheid van de kunstenaar, daarnaar verwijst de titel van de tentoonstelling. Door deze introductie voelde ik me gerechtvaardigd om mijn eigen veronderstellingen vrolijk los te laten op wat ik zag.

Vage contouren, rode ogen

Dumas is vooral bekend van grote samenstellingen van tientallen portretten. Deze zijn niet met scherpe contouren maar met vloeiende lijnen aangegeven, alsof zij in een andere werkelijkheid door haar zijn gezien. Het zijn inderdaad niet altijd gewone gezichten. Sommigen hebben blauw oogwit, andere zelfs rode ogen, alsof het demonen zijn. Dan weer is er een slangenkop afgebeeld.
dumas 1

Terwijl ik er langer naar keek kreeg ik een unheimisch gevoel en bekroop me opnieuw het idee dat ik naar overleden zielen stond te kijken die zich bij haar melden om zich aan deze kant van de grens te kunnen manifesteren. Niet voor niets hoorde ik haar tijdens een interview bij Masterclass vorige week over voodoo spreken. Dat heeft ze mee genomen uit Afrika en daar heeft ze zich niet meer van kunnen bevrijden, leek het wel. Dit was mijn eerste indruk die mijn eerdere vermoeden bevestigde dat we hier misschien wel met een vorm van ‘bezetenhei en magie te maken hebben. Een ander heftig schilderij met een blauw, met rood omrand, gezicht leek die demonische invloed in de werkelijkheid zichtbaar te maken. Het rood van de woede, vermoedelijk gewekt door vernederingen zo fantaseerde ik, staat hier op doorbreken. De zijwaartse gekwelde blik beloofde weinig goeds.
Andere vormen van dit schimmenspel op de grens van fysieke realiteit en geestelijke invloeden zag ik in schilderijen van haar slapende dochter, -de wereld van de droom door de levende mens, een van haar mooiste doeken naar mijn smaak-, die kan overgaan in de wereld die zich achter het gordijn van de dood afspeelt, het achterover gevallen hoofd, de opengevallen mond van de overledene.
dumas 2
Dumas 3

Tussen twee werelden

Eenmaal op dit spoor, ging ik andere dingen zien. Zo was er een doek waarin de hoofdpersoon zich voorover gebogen, alsof ze tegelijk slaapt, in het water beweegt, een voor mij onmiskenbaar beeld van het zich overgeven aan de wereld van duisternis, van ondoorgrondelijke gevoelens, van een andere dimensie, de nachtwereld waarin contouren vervagen, waarin de aardse mens niet kan bestaan. Een beeld van de koele meren des doods waarin de kunstenares soms verwijld, een wereld verwant met die blauwgrijze kleur van schemering.

Dumas 4

En ook was er een intrigerend zelfportret van Marlene Dumas waarbij er iets merkwaardigs is met haar ogen, een vorm van lichtspel die bij geen enkel van de andere portretten is te vinden. In de iris van haar ogen zien we een witte horizontale lichtbaan. Waarom? Is het een lichtschittering afkomstig uit de wereld waarnaar ze kijkt? Maar waarom was die dan nergens te vinden bij de andere portretten? Of is het een uitbeelden van de twee werelden waarin zij met haar bewustzijn, gereflecteerd in haar ogen, verkeert: de zichtbare wereld en de wereld achter het scherm van de dood. En dit laatste bedoel ik dan niet in de zin van een wereld met verheven ideeën en inspiraties, maar een tussengebied waarin onverloste krachten dolen, de wereld waar voodoo zich in begeeft. Zij lijkt vanuit het licht met haar hand in de duistere kant te grijpen, die ook in haar gezicht reflecteert. ik kreeg de indruk dat ze omkijkt, binnenkijkt in de achter ons liggende wereld die ons tegelijk aandrijft. Marlene Dumas ten voeten uit?

Dumas 5

Tenslotte vond ik nog een laatste aanwijzing in dezelfde richting. Deze zat verborgen in het schilderij dat als logo voor de tentoonstelling is gebruikt. Het lijkt een portret van haar dochter die met haar handen aan de vingerverf heeft gezeten.
Dumas 6

Maar zou het niet een beeld van de schilderes zelf kunnen zijn, die met haar wezen in de vagere wereld van droom, dood en voortplantingskrachten verwijlt en als kunstenares alleen haar opeens vaste en felgekleurde handen in onze dimensie houdt om daar af te beelden wat in die andere wereld, waar de rest van haar wezen verblijft, zich voordoet?

Hoe het ook zij, de tentoonstelling liet me niet snel los. Met de beelden nog levendig in mijn hoofd kwam ik aan in Den Helder, waar ik bijna een uur moest wachten op de pont. Kon ik mooi uitwaaien. Tenslotte voer de boot naar Texel me in twintig minuten over.

Teksel

Op Texel, je zegt teksel en niet tessel, viel me op dat het boerenland netjes is geordend. Er heerste nog die voor vakantiegangers aangename ouderwetse burgerlijke ordelijkheid. De lucht brak open voor de avond viel, wat bij mij een gevoel van bevrijding tevoorschijn riep.

Ik sliep in Grand Hotel Opduin, gelegen in De Koog, vlak achter het duin. Men was erg vriendelijk. De vloerbedekking leek afkomstig uit de jaren zeventig van de vorige eeuw en was geïnspireerd op het strand, donker beige gespikkeld met daarop torentjes-schelpen. Misschien was het kleed inmiddels wat smoezelig geworden waardoor het niet meer aan het zand zou doen denken als de afbeelding van de schelpen er niet op had gestaan. Alle meubilair had ook die beige bruine kleur. Ik sloot de dag mooi af met een strandwandeling bij ondergaande zon. Je kon hier in de duinen kamperen, zag ik daarbij tot mijn verbazing.

Slufter

Slecht geslapen. Voor mijn doen vroeg op, om 9.00 uur, zodat ik op tijd was voor het ontbijt. De gasten waren vooral bejaarde Duitsers. De mannen met nog ruim dikkere buiken dan ikzelf. Men deed zich meerdere keren tegoed aan het buffet. Een vlot babbelende gastvrouw kwam overal een praatje maken. ‘Ah schön he zutage, es ist besser weather vandaag dan gister. Hat es gut gesmaakt?’ Zonder enig gebrek aan zelfvertrouwen babbelde ze zo door. Vermoedelijk deed ze dit al jaren en vonden de Duitse gasten het charmant. Nooit de moeite genomen om een paar taallessen te nemen. De mensen hier zijn misschien wel een beetje zelfgenoegzaam omdat die ladingen toeristen het eiland elk jaar bleven overspoelen.
Vandaag begon de dag half bewolkt en opeens lag daar de vraag wat te gaan doen. Het eiland verkennen en niet teveel snoepen -want dat was gister uit de hand gelopen- nam ik me voor. Ik zou gewoon gaan rond rijden en wel zien wat ik tegenkwam. Als eerste stopte ik bij de noordelijker gelegen Slufter. De Slufter is een gebied waar de zee bij hoog water het land in kan stromen, waardoor er een water-land spel ontstaat met kreekjes en begroeiing met onder meer zeekraal. Ik las dat de Slufter een herinnering vormt aan de tijd dat het huidige Texel nog uit twee losse eilanden bestond. Op deze plek was de doorgang van het water tussen ebdie delen droog gevallen, waardoor het noordelijker eiland, waar veel meeuweneieren werden geraapt, voor altijd bij Texel ging behoren.
Helaas betrok de lucht verder. Maar ik ging toch de Slufter in voor een wandeling van een uur. Ik kwam vooral Duitse paren tegen met één of meer honden. Mooie plek om ze uit te laten, vonden ze. Een stemmetje in me zei: houd je vieze honden thuis. Ik schrok een beetje van mijn eigen ongastvrijheid. Ook stopten veel fietsers hier om even uit te blazen. Achter het duin reden de gewone fietsers, maar vlak langs de kust was er een pad voor de meer sportieve crossfietsers. Kortom, het is een spectaculair stukje natuur dat zeer de moeite waard is om te bezoeken. Bij de ingang van de Slufter was een bordje geplaatst dat me verbaasde. Geopend door J.I. de Boer. Dat kan een burgemeester zijn dacht ik, of een minister. Maar nee, het was een ambtenaar van Rijkswaterstaat. Het zoveelste bewijs in mijn ogen dat het deze ambtelijke dienst, die voor ons het water mag beheren, af en toe naar de bol stijgt.
Ik reisde door naar het puntje van Texel, De Cocksdorp, een onverwacht romantisch dorp met een slingerend hoofdstraatje waaraan karakteristieke woningen en Hans-en-Grietje-winkeltjes waren gelegen. Verder was het land hier erg open, met rechte wegen en fietspaden. Mais, wat bloemen hier en daar, grasland met schapen en soms koeien, spaarzame randen met bomen en struiken. Ik zocht mijn heil nog in Midden- en Zuid- Eierland, De Waal, Oosteinde, Oost, wat allemaal gehuchten bleken te zijn. Dan nog maar een laatste stop in de hoofdkern van Texel, Den Burg.

Den Burg

Het centrum van Texel is verrijkt met een AH supermarkt. Daarachter winkelstraatjes, vol wandelaars en fietsers die hier ongehinderd mogen rijden. Ik dronk op een terras een cappuccino en verlaagde me tot het mensen-kijken. Ook hier heel veel Duitsers, met honden en dikke buiken, bedekt door korte broeken met bretels. Wat zijn we allemaal toch lelijk, dacht ik bij de meeste passanten. De winkels in het centrum hadden niet veel bijzondere spullen. Een uitzondering vormde een wolzaakje, waar ik voor een cadeautje binnen stapte. Bij het afrekenen van een paar knotten gekleurde wol vielen me de handen op van de oudere vrouw die me hielp. Het was een lange erudiete dame, en haar fijne, bruine en tegelijk lenige handen pakten de wol vaardig in. Het waren handen waar ik van zou kunnen houden, dacht ik, waar ik me thuis bij kon voelen. Hoe zeg je zoiets? Ik vroeg haar of ze de eigenaresse van de winkel was. ‘Nee, gelukkig niet. Ik ben 67 en die zorgen die wil ik niet meer. Ik doe alleen nog de leuke dingen.’ ‘U heeft groot gelijk’, beaamde ik en verder kwam er niet van een gesprek. Ik vond dat achteraf toch wel jammer. Ik had haar handen willen vastpakken en iets aardigs persoonlijks tegen haar willen zeggen. Maar daar ben ik nog steeds niet bedreven genoeg in.

Moeder aarde

’s Avonds ging ik tijdens de avondschemering schol eten in de strandtent bij paal 19 ½. Het was licht nevelig maar niet koud. En voor het eerst in lange tijd voelde ik die tedere sfeer weer waarbij het is of moeder aarde haar arm om je schouders legt en je laat weten dat ze altijd beschermend aanwezig is. Een gevoel van gerustgesteld zijn en je kunnen overgeven aan het bestaan dat ons altijd draagt, ook als we ons er helemaal niet van bewust zijn.

Overtocht

Ik rekende de volgende ochtend rond 11.00 uur het hotel af en reed op mijn gemak naar de veerboot. Ik moest een half uur wachten en merkte dat je voor de terugtocht niet apart hoeft te betalen. Dat was handig geregeld, want iedereen die van Den Helder naar Texel reist moet met dezelfde pont weer terug. Je betaalde één keer €25 bij de heenreis and that’s it. Niet duur. Tijdens de overtocht was het helder en zonnig. Licht en lucht waren anders boven het water dan boven het land. Er is meer schittering, de kleuren zijn meer een geheel.

Gisteravond had ik naar een geschikt museum gezocht waar ik deze dag een vervolg zou kunnen vinden op de tentoonstelling van Marleen Dumas. Ik zocht een andere kunstenaar die zich richtte op het grensgebied tussen leven en dood, materie en geest. Ik had eigenlijk niet veel keus. Ik moest naar het Gemeentemuseum Den Haag waar enkele werken van de Brit Damien Hirst, geboren in Bristol in 1965, waren te bewonderen, onder de titel Memento Mori.

Damien Hirst’s schedels en vlinders

Damien Hirst leek me een geschikte vergelijkingsbasis te bieden voor het werk van Marlene Dumas. Hirst heeft zich als kind al verdiept in de dood en macabere voorstellingen. Zijn doorbraak in 1991 was het gevolg van een expositie in Londen van een op sterk water, in dit geval formaldehyde, gezette haai in een glazen tank, met als titel ‘The Physical Impossibility of Death in the Mind of Someone Living’. Zijn geëxposeerde werk in Den Haag dateerde van 2008 en bestond vooral uit twee groepen van zes afbeeldingen van schedels en gekleurde vlinders. Ik associeerde de schedel met de dood en de vlinder met het uit de dood van de rups ontstane leven. Bij de ene groep afbeeldingen werden de vlinders gekleurd in rood-oranje, geel-groen en blauw-paars, de primaire kleuren en hun combinaties. In gedachten trok ik een V-door de drie schedels waarmee een pijl die naar beneden wijst ontstond; het omgekeerde was het geval bij de vlinders. De schedels waren verschillend van vorm en gaven me de indruk reconstructies met foto’s te zijn.

Hirst 1
Bij de tweede compositie waren weer andere schedels gebruikt en nieuwe kleuren voor de vlinders. De vlinders hadden betoverende schakeringen van paars, lila en roze.

Hun kleuren kwamen vooral tevoorschijn terwijl ik van dichtbij een foto nam, waarbij ze bijna tot leven leken te worden gewekt.

Hirst 4

Momento

Naast deze twee composities was er een fotogravure/gouache uit 2008, getiteld Momento (schedel) van een met diamanten bezette schedel, die kennelijk een vervolg was op de eerder ook in het Rijksmuseum tentoongestelde platina schedel met 8601 diamanten die hij in 2007 maakte met als titelFor the Love of God’.

Hirst 3

Al is veel van zijn werk als schokkend ervaren, door bijvoorbeeld dode dieren als kunstobjecten te gebruiken, de achtergronden waren in mijn ogen niet te verbinden met de voodoo praktijken waar Dumas mee speelt. Er ligt enige spot aan zijn werk ten grondslag om de mens die alles investeert in het behoud van zijn vergankelijke lichaam. De platina schedel met diamanten is hier een beeld van, de duurste schedel die een mens zich kan voorstellen, en toch ontrukt deze zich niet aan de dood. De vlinder als tegenhanger van de dood, die met zijn kortstondige hemelse schoonheid opwaarts streeft, lijkt zijn boodschap om onze aandacht op andere zaken te richten te versterken. Maar hij is niet makkelijk op een boodschap te betrappen, omdat hij elk statement weer ontkent. Hij vraagt onze aandacht voor de dood omdat het een werkelijkheid is die steeds wordt weggedrukt.

Hij maakte bijvoorbeeld niet alleen een met diamanten bezette schedel, maar ook een grote zwarte cirkel waarvan je op een afstand denkt dat hij met zwarte acrylverf is gemaakt, om dichtbij gekomen te ontdekken dat het duizenden dode vliegenlijven zijn. De werkelijkheid is niet wat wij denken dat hij is. Hij dwingt ons om beter te kijken en onze geruststellende voorstellingen niet te vertrouwen. Ook de haai in formaldehyde is bedoeld om ons dichtbij de angst te brengen die we voor een haai zullen voelen als we in het water zwemmen. De doorgezaagde koe met haar kalf op sterk water is bedoeld om ons de binnen- en buitenkant van de dingen dichtbij te brengen. Steeds zoekt hij een nog directere manier dan waaraan we gewend zijn om de werkelijkheid ervaarbaar te maken. Hij toont ons de werkelijkheid op een manier waar we ons niet van af kunnen wenden (zie ook http://www.tate.org.uk/whats-on/tate-modern/exhibition/damien-hirst). Dat leek me meer zijn doel dan om hieraan een boodschap te ontlenen. ‘There are no answers, only questions. It is to the viewer to decide what the answers are.’ En daar kwam Hirst dichtbij Dumas, die zichzelf voor die uitkomst van de interactie tussen toeschouwer en kunstwerk ook nog verantwoordelijk houdt. Maar Hirst bleef in mijn ogen een vrije en heldere observator, terwijl ik bij Dumas de indruk kreeg dat zij zichzelf toestaat om op sleeptouw te worden genomen door wat zij ziet. Waar zij de dood liefkoost is de dood voor Hirst een gebeurtenis om mee wakker te schudden en naar antwoorden te blijven zoeken. Jammer vond ik dat Hirst niet lijkt stil te staan bij de vraag hoe die schedel zo mooi is gemaakt en waaruit het ontwerp van die vliegenlijven is voortgekomen. Is het dode een achterblijfsel van het leven of is het leven voortgekomen uit het dode? Ik houd het op het eerste.

De lucht was stralend blauw toen ik uit Den Haag thuis kwam. Op deze donderdag 11 september 2014 was het zelfs warm op mijn balkon. Ik pakte snel mijn spullen uit en haalde in het zonnetje een uurtje slaap in dat ik de afgelopen nachten had gemist.
Ja, je voelt je een ander mens als je er even uit bent geweest, dacht ik tevreden.

Wim Reij Archief 13: Een supermilieuplanbureau na 2000?

In 1982 is het milieubeleid zo ver ontwikkeld dat alle milieuonderdelen van bodem, water en lucht zijn voorzien van regels. Verdergaande vraagstukken kunnen nu aan de orde komen, zoals pogingen om toekomstige ontwikkelingen op milieugebied te voorspellen, zoals dat ook bij de economie gebeurt. Daardoor blijft onderzoek nog steeds een belangrijke rol spelen. Zelfs komen er eerste signalen van een onderwerp dat decennia later de politieke agenda zal gaan bepalen, de klimaatverandering. Een moment waarop dit allemaal zichtbaar wordt, is de viering van het 40-jarig bestaan van het Instituut voor Milieu- en Gezondheidstechniek van TNO op 2 maart 1982. Hier geeft directeur-generaal Milieuhygiëne Wim Reij een omvattende lezing, nadat de bijeenkomst is geopend door staatssecretaris Ineke Lambers-Hacquebard. Het is een ernstige en doorwrochte lezing van maar liefst 27 uitgetypte kantjes, waaruit alleen de belangrijkste onderdelen zullen worden geciteerd. De tijd dat over het milieu relativerend wordt gedaan is nog niet aangebroken als we de vooruitblik op de uitdagingen voor de jaren tachtig van Wim volgen. Op de achtergrond speelt het punt ‘omega’, het apocalyptische jaar 2000, waaraan alles steeds vaker wordt afgemeten. Hoe zal het in 2000 zijn als we doorgaan op de huidige weg? Die vraag wordt internationaal gesteld en ook in Nederland. Daarbij biedt de eindigheid van de aarde het spanningsveld dat tot transities in het economisch denken en handelen kan leiden.

Sanering ook in de jaren tachtig nog belangrijk

‘In de jaren zestig ontstond het milieubegrip uit het samenvloeien van ideeën op het terrein van de natuurbescherming, de hygiëne en de goede inrichting van stad en land. Van lokaal naar nationaal, van buurt tot wereld breidde het begrip zich uit, zoals bleek op de VN conferentie over het leefmilieu te Stockholm in 1972. Voor die tijd was de menselijke gezondheid punt van aandacht, daarna spreken we over de gezondheid van mens en milieu. Het menselijke handelen moet ecologisch inpasbaar zijn. Begin jaren zeventig was de milieuproblematiek in hoge mate zichtbaar en voelbaar. Stinkend vuil water en smog laten zich moeilijk negeren. Gegevens over de effecten van bepaalde milieuverontreinigingen werden boven tafel gebracht, elk milieuprobleem werd afzonderlijk geanalyseerd. En het beleid trachtte ze stuk voor stuk op te lossen. Gaandeweg is duidelijk geworden dat de oorspronkelijke verwachtingen té optimistisch waren, ondanks het vele positieve dat is bereikt. Sommige oude problemen steken opnieuw de kop op, denk aan zwaveldioxide en stof bij de hernieuwde inzet van steenkool. De aanpak van meer diffuse verontreinigingen moet nog van de grond komen. Met de sanering van de biologisch afbreekbare waterverontreinigende stoffen zijn we behoorlijk opgeschoten, maar andere problemen zoals de fosfaten en zware metalen in het water van bijvoorbeeld de Rijn houden ons nog volop bezig. Vertraging in de wetgeving en de ingewikkelde aard van de problemen brachten uitstel van de sanering op het gebied van afval en geluid. Bodemverontreiniging , milieugevaarlijke stoffen en externe veiligheid kregen pas kort geleden aandacht. Het is dus duidelijk dat de sanering ook in de jaren tachtig nog belangrijk zal zijn. Verder zie ik stringente handhaving als opgave voor de komende periode, gezien de illegale lozingen en dumpingen van chemisch afval die nog steeds aan de orde zijn.’

Tijd om de blik te verruimen naar doelmatigheid, samenhang en grotere schaal

‘De ervaring heeft ons ook geleerd dat we moeten waken voor een te ingewikkeld stelsel van milieuvoorschriften. In de Verenigde Staten heeft de roep om ‘deregulering’ inmiddels een gevaarlijk gewicht gekregen. Ook het Nederlandse bedrijfsleven komt met de klacht dat de doelstellingen van het milieubeleid te weinig doelmatig worden nagestreefd, een klacht die ik niet zomaar terzijde wil leggen. Ook omdat er wisselwerkingen tussen de milieucompartimenten optreden. Luchtvervuiling komt op de bodem terecht en vervolgens in het water. En de reiniging van lucht en water bij bedrijven leidt vaak tot moeilijk verwerkbaar filtermateriaal en slib. Tegelijk zijn er nieuwe ontwikkelingen die moeten worden opgepakt. Zo blijkt het niet eenvoudig om de ecologische inpasbaarheid bij het milieubeleid vorm te geven. De normstelling is nog grotendeels op de mens gericht. Het komende milieu actieprogramma 1982-1986 van de EEG gaat hierin hopelijk voorzien. Verder zijn milieuproblemen meer en meer wereldproblemen aan het worden. Recente spraakmakenden rapporten geven hier zicht op, zoals Global 2000 uit de VS, het Interfutures rapport van de OESO, de World Conservation Strategy van het United Nations Environment Programme (UNEP), en het Brandt-rapport van de VN uit 1980 over internationale ontwikkelingsthema’s voor de Noord-Zuid verhoudingen. De voorbeelden raken bekend. Ik noem hier slechts de dreigende klimaatverandering door de toenemende concentratie aan CO2 in de atmosfeer en het afnemen van de genetische verscheidenheid op aarde. Op deze gebieden moet het werk nog beginnen.’
In deze periode komen steeds belangrijker impulsen uit de internationale overlegorganen van bijvoorbeeld de Verenigde Naties. Het hierboven genoemde Brandt-rapport vormde het model voor het later nog bekender geworden rapport van de VN Commissie Brundtland die in 1983 de opdracht kreeg een visie te ontwikkelen op de samenhang tussen de zich aftekenende ecologische en armoede crises en van daaruit te komen tot niet minder dan ‘a global agenda for change’. Uit deze speech van Wim komt naar voren hoe de schaduwen van wat gaat komen begin 1982 al vooruit worden geworpen. En dan spreken we nog niet over de aanstaande kabinetscrisis dat jaar en de komst van een van de meest krachtdadige kabinetten van ons land, het kabinet Lubbers I dat najaar 1982 zal aantreden.
‘Een nationale aanpak overheerste tot nu toe. We volgden met het beleid de ontwikkelingen. De nieuwe aanpak wil echter sturen en vóóraf beïnvloeden. Voor het milieubeleid betekent dat een grotere samenhang in de uitvoering en een premie op preventie. Het accent komt te liggen op vereenvoudiging van de bestaande wetten en vergroting van de doelmatigheid van bestaand instrumentarium. Uitwerkingen komen in de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne. Ook de milieu-effectrapportage zal hieraan bijdragen. Verder wordt gewerkt aan één allesomvattende milieuvergunning en aan een algemeen beleidsplan voor het gehele milieubeleid.’
Het milieubeleidsplan komt er inderdaad, al duurde dat nog enige jaren. Voor één integrale milieuvergunning bleek meer bureaucratisch geweld en meer tijd nodig. Het zou tot 2010 duren voor er een samengaan van een reeks vergunningen op het gebied van milieu, water, natuur en bouwen tot stand kwam in de vorm van de omgevingsvergunning.

Naar meer preventie

‘Is het niet veel beter om van meet af aan te zorgen voor een ecologisch verantwoorde productie en consumptie? Voorkomen is niet alleen beter maar ook goedkoper dan genezen. Preventie kan onder meer vorm krijgen bij het overheidsaankoopbeleid, het industriële innovatiebeleid en het energiebeleid.’
Deze onderwerpen zijn in 2014 nog net zo actueel als 32 jaar eerder. Ook naar de burger toe worden voor het eerst beleidslijnen uitgezet.
‘Voor het preventieve beleid dat zich richt op het gedrag van de burger zijn niet zozeer harde bestuurlijke maatregelen maar zachte instrumenten van belang, zoals milieu educatie, gedragsbeïnvloeding en het bevorderen van particuliere initiatieven. Belangrijk is dat de sociale omgeving milieuvriendelijk gedrag positief waardeert en dat de consument een handelingsperspectief heeft. Het op de markt komen van fosfaatloze wasmiddelen is op dit punt een bemoedigende ontwikkeling. Als de overheid en het bedrijfsleven het slechte voorbeeld geven, biedt dat snel een excuus voor milieu-onvriendelijk consumentengedrag. De plaatsing van glasbakken en subsidie op de inzameling van oud papier door niet op winst gerichte instellingen scheppen verdere mogelijkheden.’

Doelen voor het onderzoek

’Het onderzoek zal zich verleggen van de vaste inrichtingen naar de moeilijker thema’s van mobiele bronnen en naar het chemische stoffenbeleid. Verder zal het ecologisch inpasbaar maken van ons handelen een lange termijn benadering vragen waarvoor instrumenten moeten worden ontwikkeld die ons tijdig waarschuwen. Initiatieven op dit vlak bij het ministerie van VenM zijn het Rekensysteem Luchtverontreiniging en het Reken- en Informatiesysteem Milieuhygiëne. Dit zijn modellen die beschikbare informatie verenigen tot samenhangende toekomstbeelden. De scenariobouw zal, in al zijn betrekkelijkheid, een grote vlucht gaan nemen. De milieubeleidsinspanning moet ook een lange termijn component hebben om de producenten en gebruikers van milieutechnologie voor langere tijd zekerheid te bieden. Het opzetten van goed gecoördineerde onderzoeksprogramma’s van de overheid moeten daarin een plaats krijgen. Overigens halen vraagstukken van de lange termijn de politieke agenda veel moeilijker dan concrete ad-hoc zaken. In internationaal verband is het extra moeilijk om een op lange termijn gezonde ecologische ontwikkeling vorm te geven. Vraagstukken die zich hierbij aandienen zijn het grootschalige transport over meer dan 1000 km van gassen zoals zwaveldioxide dat bij de vergrote inzet van steenkool een toenemende internationale bedreiging vormt, het verlies aan tropisch regenwoud dat belangrijke functies in het mondiale ecosysteem vervult, het blijven toepassen van chloorfluorkoolwaterstoffen in bijvoorbeeld koelkasten waardoor de stratosferische ozonlaag wordt aangetast, en de al genoemde klimaatverandering. Deze laatste problematiek krijgt een voorname plaats in het binnenkort te publiceren rapport van de OESO over lange termijn milieuproblemen op wereldschaal. De te verwachten hogere temperatuur en de stijging van de zeespiegel bieden zowel extra zorgen als extra kansen. De dijkhoogtes kunnen ontoereikend worden, maar een verbeterde groei van oogstgewassen behoort ook tot de mogelijkheden. De verhoudingen tussen de positieve en negatieve effecten anno 2050 is in hoge mate afhankelijk van het beleid dat nu al ingezet wordt of achterwege blijft. Laten we kwetsbare objecten aan de zeekant nu al achterwege of zorgen we juist tijdig voor veilige, alternatieve energieopwekkingssystemen die geen fossiele brandstoffen vereisen?
Deze nieuwe milieuproblemen komen in een tijd dat de economische vooruitzichten niet gunstig zijn. Terecht staat in het nieuwe ontwerp-actieprogramma van de EEG: “Het milieubeleid is een structureel beleid, dat onafhankelijk van de wisselvalligheden van de conjunctuur moet worden gevoerd. ” Belangrijk is dat de stuurkracht van de overheid toeneemt en dat voor het jaar 2000 het bedrijfsleven erin slaagt tot een doorbraak te komen naar technologieën waarin de milieu aspecten zijn geïntegreerd. Een doorbraak naar een productie en consumptie waarin kringloop en inzet van duurzame bronnen een overheersende rol spelen’.

Overheidssturing

‘Moeten wij, in het zicht van de mondiale milieubedreigingen, de conclusie trekken dat wij zo goed mogelijk op ons winkeltje in Nederland moeten gaan passen, maar dat het werkelijke lot van het milieu in 2000 in feite buiten onze beïnvloedingsmogelijkheden ligt? Of mogen wij verwachten dat de sturing vanuit het overheidsbeleid met gezonde prikkels naar de maatschappij toe ons toch voldoende greep op de ontwikkelingen kan verschaffen? En moeten wij dan een geweldig planningsmechanisme, een soort supermilieuplanbureau te hulp roepen om tot een veel krachtigere ordening van de maatschappelijke activiteiten te komen? Mijn verwachting is dat we tot een tussenweg moeten komen. Wat met de huidige beleidslijnen is uitgezet is geen kruimelwerk. Maar er is ook nog veel onzeker. Het onderzoek en ontwikkelingswerk kan, ja zelfs moet ons in dit opzicht nog veel belangrijke hulp bieden. En daarbij kan het heel goed blijken dat voor de benodigde informatievoorziening en voor de vertaling naar het beleid toe nieuwe institutionele voorzieningen zullen moeten worden geschapen.’
We weten dat het milieuplanbureau er inderdaad is gekomen, maar dat het de genoemde super status niet zal bereiken. Alleen al omdat de twee andere planbureaus voor economie (CPB) en sociaal-culturele zaken (SCP) vaak verschillende gezichtspunten verdedigen.
In deze monumentale speech bereikt het milieugedachtegoed een niveau waarbij nog steeds actuele thema’s van de kringloop van producten en materialen, ecodesign, en CO2 neutraliteit van de economie al aan bod komen. Was bij de eerdere speeches de verleiding groot te denken: ”ach ja, zo was het bij het prille begin van het milieubeleid”, in 1982 worden eigenlijk al de fundamenten van het moderne milieubeleid geschetst, fundamenten waarop dertig jaar lang kon worden voort geborduurd. Ongetwijfeld heeft de samenbundelende kracht van het magische jaar 2000 daarop invloed gehad. Was er maar weer zo’n mondiaal werkend gezamenlijk ijkpunt…

Delft, dinsdag 2 maart 1982

Duurzaamheid 2: Welke houding vraagt het van jezelf?

Soms hoor je dat duurzaamheid inmiddels een achterhaald begrip is. Het gaat inderdaad al een hele tijd mee. Maar het zou zonde zijn om een thema dat nu pas vaart krijgt in de praktijk van alledag weer weg te gooien en te vervagen door thema’s als resilience (weerbaarheid), innovatie of wat dan ook. Aan het duurzaamheidsthema zien we juist dat zo’n groot ideaal decennia nodig heeft voor het in de samenleving grote groepen bereikt en zijn transformerende werk gaat doen. Duurzaamheid is een moderne vertaling van vroegere thema’s, van wat vroeger solidariteit, broederschap, rentmeesterschap, hygiëne en voorspoed heette. Het weerspiegelt het gegroeide bewustzijn van de samenhang der dingen dichtbij en ver weg. Het komt voort uit het bewustzijn dat er op onze planeet wel tijdelijk maar niet permanent problemen op anderen kunnen worden afgewenteld. Dat onze planeet de boom is waarin we zelf nestelen en die ons voedt. Dat andere landen samenhangen met ons eigen land. Dat het niet gaat om onze voorspoed alleen, maar om die van ons allemaal. Dat het niet gaat om ons eigen belang alleen, maar om ons collectieve belang. Daarom is duurzaamheid een zaak van onze houding als manager, producent, consument, familielid en burger.
In een eerdere blog (duurzaamheid 1) schreef ik al over vijf duurzaamheid houdingen:
1. overleven door alles in te zetten voor je eigen belang,
2. je houden aan de regels,
3. onderhandelen over het best mogelijk compromis,
4. vooraf vrijwillig rekening houden met anderen, en
5. gezamenlijk je open stellen voor de best mogelijke oplossing voor het geheel.
Nu zal daarop uitgebreider worden ingegaan.

Het bestaansrecht van je eigen belang

Het is niet zo dat de hogere houdingen altijd de beste opties zijn. Elke houding heeft zijn eigen bestaansrecht. Een kunstenaar moet egoïstisch en eigenwijs zijn op het moment dat hij of zij wil scheppen. Evenzo geldt dat voor ouders die een ‘ruimte’ willen veroveren voor het bestaan van hun gezin.

Het collectieve belang blijft altijd relevant

Maar tegenover al die gerechtvaardigde strevingen naar het eigenbelang staat ook het collectieve belang om de gemeenschappelijke bestaansvoorwaarden in stand te houden. Daar komt de overheid, dat zijn wij gezamenlijk, voor op. Wie aantast wat voor ons collectieve voortbestaan essentieel is [de rechtstaat, een schoon milieu, een goede gezondheidszorg, een adequate defensie van het grondgebied, de wegen en dijken, etc.], die moet tot de orde geroepen worden. Het meest duidelijk komt de overgang van de eerste naar de tweede houding in beeld in de klassieke Western films van naar bijvoorbeeld goud zoekende mannen en de sheriff die law and order in de stad moet bewaken. In Nederland is dezelfde discussie momenteel aan de orde rond de ruimte die (potentiële) jihad strijders moet worden geboden die wel de rechten maar niet de plichten van de rechtstaat onderschrijven. Het je aan de regels houden blijft, net als het opkomen voor je eigen belang, altijd relevant.

Mutual Gains

Maar er is meer. Want een samenleving die zich alleen aan de regels houdt verstart. Ieder mens heeft ook een ondernemende kant in zich, die binnen het zoeken naar het eigen belang en binnen de regels van de gemeenschap, nieuwe kansen zoekt door met anderen afspraken te maken en deals te sluiten. Dat vraagt interactie met anderen, luisteren naar wat de ander wil en een weg zoeken om het eigen belang en het belang van de ander tot een voor beiden zo gunstig mogelijk resultaat te brengen. Het handje klap op de markt over de prijs van handelswaar is een uitstekend voorbeeld hiervan. Wie vanuit macht de ander wil dwingen om tot een afspraak te komen zal geen optimaal resultaat bereiken. Een onderhandelingsaanpak die voor beide partijen het best haalbare wil bereiken is bekend geworden als Mutual Gains. Belangrijke voorwaarde is vertrouwen in wat beide partijen te bieden hebben en dat wat ze zeggen ook klopt. Als je fruit koopt dat achteraf half verrot blijkt zal je als de koper niet meer terug komen bij de groenteboer of scherper afdingen. Iedereen is wel vertrouwt met deze drie basishoudingen.

Wanneer de overheid kan terugtreden…

Het vernieuwende van duurzaamheid is dat in het maatschappelijke verkeer er een nog verder ontwikkelde houding begint te ontstaan. Dat is de duurzaamheidshouding. Deze vierde houding getuigt van inclusief denken, het vooraf meenemen van alle belangen in je beslissingen en initiatieven. Sommige bedrijven gaven daarbij het voorbeeld door milieugroepen, het WNF of Natuurmonumenten e.d., bij het ontwikkelen van nieuwe projecten van het begin af aan mee aan tafel te vragen. Niet langer werd macht het leidende beginsel, maar inleving in de werkelijke argumenten van de andere partijen. Daarbij moeten partijen elkaar niet alleen kunnen vertrouwen, ze moeten ook sympathie voor de overwegingen van elkaar gaan opbrengen. Wanneer projecten zo tot stand komen kan de overheid in zekere zin terug treden. Het collectieve belang heeft immers in de vorm van belangen van al de deelnemers bij de ontwerp fase al meegespeeld. De overheid kan volstaan met controle achteraf. Het is nog moeilijk om zulke projecten van de grond te krijgen, want al gauw zitten er ook mensen aan tafel die zelf niet anders dan vanuit de eerste of tweede duurzaamheidshouding kunnen denken. Helaas is dat vooral bij het monopolistische grote bankwezen in Nederland nog steeds het geval. Of het project moet langs ambtenaren die vast zitten in de gepolariseerde kaders die gebruikelijk waren bij de overheden.

Kwetsbaarheid aan durven

Het zal duidelijk zijn dat de nog verder ontwikkelde vijfde duurzaamheidshouding het minst vaak voorkomt. Daarbij gaat het om groepen die voortkomen uit de groep waar de vierde houding heeft post gevat en die met elkaar het aandurven zich nog kwetsbaarder op te stellen. Zij staan open om te helpen verwezenlijken wat voor het collectief als potentiele beste oplossing naar voren komt. Er zijn bedrijven die in een aantal opzichten zover willen gaan. Jonge startende bedrijven maar ook gevestigde bedrijven die zich niet alleen willen richten op het verkopen van hun producten maar ook op het oplossen van een maatschappelijk vraagstuk als een duurzame wereld energie voorziening, ondervoeding of juist obesitas.

Duurzaamheid is afhankelijk van mensen die het zelf willen

Praten over houdingen is een stuk makkelijker dan in je dagelijkse leven vanuit een hogere duurzaamheidshouding handelen. Ieder zal in zijn of haar persoonlijke leven merken dat een mens niet gekoppeld is aan één van deze vijf houdingen. In ieder van ons spelen ze alle vijf voortdurend een rol. De opgave is om in elke situatie bewust de best mogelijk houding te kiezen en van daaruit te vertalen welk gedrag daarbij hoort. Leiderschap is de groep betrokkenen oproepen om de eerdere dominante houdingniveau een stap hoger te brengen en dat voor te leven. Toen de eerste milieuconvenanten tot stand kwamen moest de gepolariseerde tweede duurzaamheidshouding overwonnen worden. Bij bijvoorbeeld het convenant met de basismetaal industrie was het de CEO van Hoogovens die een leidende rol naar de branche speelde en zo het vertrouwen van de deelnemers wist te winnen om met de overheden tot lange termijn afspraken over het drastisch verminderen van de vervuiling te komen.
Het omgekeerde komt ook vaak voor. Sommige omstandigheden leiden gemakkelijk tot het terugvallen in lagere houdingen. Wanneer mensen in een echtscheidingsprocedure zitten kunnen vroegere geliefden die alles voor elkaar over hadden tot hun eigen verbijstering ontdekken dat ze de ander in hun machtsstrijd en overlevingsdrang nog niet het kleinste meubelstuk meer gunnen. De rol van de mediator is dan om beide partijen naar het hogere derde niveau op te trekken om een rechtvaardig compromis te sluiten. Wie deze vijf houdingen als innerlijk kompas weet te hanteren maakt kans zichzelf aan de eigen haren uit het moeras te trekken. Duurzaamheid is immers geheel afhankelijk van mensen die het zelf willen.

5 september 2014