Hoe bijzonder is de ramp met vlucht MH17 voor de Nederlandse regering?

De duur van de media aandacht rond de ramp met het uit de lucht geschoten toestel van vlucht MH17 boven Oost-Oekraïne, ik ga ervan uit dat er geen andere verklaring voor de ramp uit de bus zal komen, is een indicator voor de aandacht die de regering de komende tijd aan dit onderwerp zal moeten besteden. En dit nog los van de niet in getallen uit te drukken tijd dat de nabestaanden van de slachtoffers met de gevolgen geconfronteerd zullen blijven, zoals bijvoorbeeld ook na de vliegtuigramp van Tenerife van 27 maart 1977 en de Bijlmerramp van 4 oktober 1992.

Hoe verloopt de media aandacht doorgaans na een grote ramp in het buitenland?

Een golf van media aandacht die volgt op een calamiteit in binnen- of buitenland is niet zo onvoorspelbaar als het lijkt. Op grond van eerdere grote rampen, zoals terroristische aanslagen, kernrampen of natuurrampen is hierover al veel informatie verzameld. (zie bv een onderzoek van Telos naar 60 grote buitenlandse calamiteiten door Zoeteman en Kersten, Tijdschrift voor Veiligheid, 2009, (8), 1, pp 35-47). De media aandacht blijkt meestal sterk afhankelijk van het feit of de calamiteit in het binnen- of buitenland optreedt. Bij vlucht MH17 blijkt het feit dat het ongeluk ver buiten Nederland plaatsvond echter van weinig betekenis. Immers het grote aantal van 196 Nederlandse slachtoffers maakt dat het voor iedereen voelt als een nationale calamiteit. Maar toch is het geen ‘gewone’ nationale calamiteit want Nederland heeft geen directe zeggenschap over het gebied van de ramp. Er zijn ook andere belangrijke voorspellende factoren voor de media aandacht rond calamiteiten dan het plaatsvinden in binnen- of buitenland. Genoemd eerdere onderzoek dat Telos voor de Ministeries van BZK en het toenmalige VROM uitvoerde laat zien dat bij milieurampen de meeste aandacht de eerste twee weken uitgaat naar calamiteiten waarbij 1) de Nederlandse hulpverlening en andere betrokkenheid groot is, 2) er ter plekke grote schade is, 3) het getroffen gebied groot is, 4) er veel lokale Nederlandse slachtoffers zijn, 5) er een aangrijpend beeldverslag van het ongeval is en 6) er een zogenaamde magiefactor optreedt. Al deze elementen zijn sterk gecorreleerd aan een onmiddellijke media hype volgens de uitkomsten van het statistische onderzoek.
Na de eerste twee weken treedt er echter een omslagpunt op. De media aandacht begint wat te verminderen en komt in een nieuwe fase. De toedracht van de ramp en de omvang van de gevolgen zijn doorgaans verhelderd en de hulp is op gang gekomen. Nu komt er een nieuwe fase, waarbij andere vragen voorop staan zoals: hoe hebben de verantwoordelijken gehandeld, hoe kan dit in de toekomst door concrete maatregelen worden voorkomen, welk nieuw beleid is nodig en hoe kan dit gehandhaafd worden, moeten bewindslieden bij grove nalatigheid hier politieke gevolgen aan verbinden, wat is de uitkomst van reflectie op de lange termijn gevolgen, etc. Bij de tweede fase zijn er dan ook andere factoren die bepalen hoeveel media aandacht aan het onderwerp wordt gewijd. Zaken als de hulpverlening en het aantal lokale Nederlandse slachtoffers verdwijnen enigszins naar de achtergrond en bepalend worden 1) de directe gevolgen voor Nederland, 2) de blijvende schade en opnieuw 3) de magiefactor.

Wat is de magiefactor?

De magiefactor is een criterium waarbij het gaat om aspecten als: onverwachtheid (Tsjernobyl), reusachtigheid die de menselijke verbeelding ontstijgt (tsunami), de icoonstatus van betrokken personen of gebouwen (WTC, prinses Diana), nieuwheid of onbekendheid (SARS), geheimzinnigheid (onduidelijkheid over mannen in ‘witte’ pakken na de Bijlmerramp) of mismanagement en/of gebrek aan goede communicatie door de autoriteiten (Katrina, Bijlmerramp). De gemene deler is dat de door de magiefactor vertegenwoordigde aspecten tot de verbeelding spreken en een sterke emotionele lading hebben. De magiefactor kan tijdens een calamiteit wijzigen, al naar gelang er wel of geen nieuwe informatie over aard en omvang van de calamiteit ter beschikking komt. Ook kan de betrokkenheid van een iconische figuur als veroorzaker of slachtoffer een grote rol spelen.

Wat is er anders aan de ramp met vlucht MH17?

Veel van de kenmerken van eerder gebeurde rampen zijn ook te vinden bij de ramp met vlucht MH17 van Malaysia Airlines. Alleen al op basis van de fysieke kenmerken van de ramp is een hoge en langdurige media aandacht te verwachten en een grote rol voor de Nederlandse regering. Maar er zijn een aantal aspecten die zeer ongebruikelijk zijn bij deze ramp. Deze aspecten hebben een sterke invloed op wat hiervoor als magiefactor is beschreven.
De oorzaak van de ramp is niet een technisch mankement, een kaping of een terroristische aanslag met explosieven die in een koffer of in ondergoed zijn verstopt, nee het is een raketaanval vanaf de grond. Dit is nog nooit eerder gebeurd bij een op 10 km hoogte vliegend passagiersvliegtuig. De onduidelijke omstandigheden waaronder dit kon gebeuren en het verrassingseffect geven een enorme versterking van de magiefactor. Maar dat is nog niet alles. De door oorlogshandelingen slechte toegankelijkheid en daarmee slechte onderzoekbaarheid van de rampplaats maken in combinatie met de beelden van respectloos omgaan met de nalatenschappen van de passagiers dat emoties en veronderstellingen extra worden aangewakkerd. Ook dat is zeer ongebruikelijk en versterkend voor de magiefactor.
Tenslotte is daar op de achtergrond de geheimzinnige aanwezigheid van de inmiddels als verpersoonlijking van het kwaad afgeschilderde Vladimir Poetin. Niet alleen is een alledaags burgervliegtuig uit de lucht geschoten, niet alleen kan de rampplaats niet worden onderzocht en kunnen de normale humanitaire handelingen niet worden verricht, ook is er zoals minister Timmermans het zei ‘een waterscheiding in de verhouding tot Rusland’ opgetreden. De schaduw van een koude of zelfs warme oorlog van het Westen met Rusland valt over ons.
Door al deze ontwikkelingen is de magiefactor tijdens de afgelopen dagen en weken alleen maar groter geworden en lijkt deze te veranderen in een ‘zwarte magie’factor.

Wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse regering?

Waarmee zijn deze ontwikkelingen te vergelijken? Welke ramp of calamiteit had een zelfde reikwijdte? Het bovengenoemde geeft aan dat in ieder geval er geen vliegramp is geweest die in zijn gevolgen even groot was als de ramp met vlucht MH17, al waren er bijvoorbeeld bij de ramp op Tenerife meer slachtoffers te betreuren. Ook de ramp met de kerncentrale in Tsjernobyl lijkt in zijn gevolgen nog beheersbaar in vergelijking met de slechtste scenario’s die op de ramp van MH17 kunnen volgen. Alleen al om te verhinderen dat het zover komt is een volle en ongetwijfeld maandenlang durende inzet van de Nederlandse regering in binnen- en buitenland noodzakelijk en te verwachten. Tot nu toe heeft de regering, ondanks de vakantietijd, richting de media geen grote fouten gemaakt. Dat is een compliment waard. Ook voor de komende maanden is openheid en vertellen wat we wel en niet weten het recept om het vertrouwen van de media en de burgers te behouden. Verder zal ongetwijfeld het budget voor defensie omhoog gaan in Nederland en de EU lidstaten. Hopelijk wordt de ramp met vlucht MH17 niet de pendant van de moord op troonopvolger Frans Ferdinand van Oostenrijk-Hongarije waarmee de eerste wereldoorlog begon.

30-7-2014

Wim Reij Archief 10: Kankerdoden door vervuiling binnenmilieu

In 1979 komt in de publiciteit een verscheidenheid aan milieuonderwerpen langs, een kenmerk dat het milieubeleid steeds begeleidt. Veel van deze onderwerpen illustreren de gedetailleerde technische kwesties waarover het milieubeleid zich moet uitspreken. Voorbeelden hiervan zijn de stofbestrijding bij overslag van goederen of de inrichting en het beheer van zweminrichtingen die in deze jaren in grote aantallen worden aangelegd. Ook blijft het onderwerp van de opslag van kernafval sterk in de belangstelling staan. Een nieuwe thematiek waarvoor aandacht ontstaat na het lenigen van de woningnood, die na de tweede wereldoorlog nog decennia speelde, is de kwaliteit van het leefmilieu binnen de woningen en gebouwen. De Nederlander brengt volgens TNO onderzoek gemiddeld 85% van de tijd door in gebouwen waarvan 70% in de eigen woning. De thematiek van de kwaliteit van het binnenmilieu richt zich bijvoorbeeld op warmte-isolatie van de woningen, de desondanks noodzakelijk blijvende ventilatie van de vertrekken, en het tegengaan van geluidhinder, onderwerpen die de burger direct aangaan. Op 7 maart 1979 houdt directeur-generaal Milieuhygiëne Wim Reij namens minister Leen Ginjaar een toespraak bij een symposium over ‘Thermische isolatie en behaaglijkheid’ dat in De Doelen te Rotterdam wordt georganiseerd door de Stichting Komfort Optimalisering door isolatie in de bouw.

Anticiperen op een verwachte nieuwe rol voor kolenstook

‘De thematiek van het binnenhuisklimaat heeft allereerst een relatie met de energievoorziening. Sinds een aantal jaren zijn we ons bewust dat de voorraad energiegrondstoffen niet onuitputtelijk is. De perspectieven voor een ongestoorde wereldenergievoorziening stemmen niet tot optimisme. Alles wijst erop dat in de jaren tachtig en negentig de beschikbaarheid van energiegrondstoffen, in het bijzonder van aardolie, sterk af zal nemen. Ook onze eigen Nederlandse aardgasvoorraad is niet onuitputtelijk. De invoer van vloeibaar gas en herintroductie van steenkool liggen in het verschiet om de energievoorziening veilig te stellen. De omvang van het kolengebruik zal wellicht tegen het einde van de eeuw een voor Nederland ongekende hoogte bereiken. Dit zal een aanzienlijk ruimtebeslag met zich meebrengen terwijl ook de beheersing van de milieugevolgen van de verbranding van de kolen en de verwerking van de as ingrijpende voorzieningen zullen eisen. U zult begrijpen dat in deze context de bijdrage van energiebesparing door bevordering van warmte-isolatie in de bouw bijzondere ondersteuning verdient. Eén van de hoofdelementen in het energiebesparingsbeleid vormt het Nationaal Isolatie Programma, waarmee versnelde isolatie van woningen wordt mogelijk gemaakt.’
Een terugblik op het energiebeleid van 1979 en de destijds verwachte snel intredende brandstofschaarste en toenemende rol van kolen doet 35 jaar later wat vreemd aan. De voorraden aan fossiele brandstoffen bleken nog flink te kunnen worden opgerekt. Tegelijk zijn klimaatbeleid en ontmoediging van kolenstook dominante onderwerpen geworden. Maar op het moment dat Wim deze toespraak houdt is het klimaatprobleem nog niet aan de orde. We leven in de nadagen van de Europese ‘Kolen- en staalgemeenschap’ en ervaren de gevolgen van de tweede oliecrisis. Deze is het resultaat van onrust in het Midden-Oosten waar de sjah van Perzië tijdens de Iraanse Revolutie wordt verdreven en wordt vervangen door ayatollah Khomeini. De algemene tendens is om minder afhankelijk van olie uit het Midden-Oosten te worden, zoals anno 2014 het streven is de afhankelijkheid van Russisch aardgas te verminderen.

Woningnood verdrong lange tijd aandacht voor binnenmilieu

´Een ander aspect waar het ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne verantwoordelijkheid voor draagt is de kwaliteit van de woon- en leefomstandigheden. Van oudsher is het verband tussen gezondheid en wonen onderkend; volkshuisvesting is zelfs lang een onderdeel van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid geweest. Aan het eind van de 19de eeuw en ook nog in het begin van de 20ste eeuw was de aandacht van gezondheidskundigen gericht op het treffen van een aantal technische voorzieningen in en aan de woning met als voornaamste doel bestrijding van ziekten en epidemieën. Voorbeelden zijn het stimuleren van de aanleg van drinkwaterleidingen en rioleringen en ook het regelen van licht- en luchttoetreding in woningen.
Na de eerste wereldoorlog echter raakten de gezondheidsaspecten van het wonen steeds verder op de achtergrond. Door de snelle stijging van de bevolking en door de als gevolg van oorlog en crisis veroorzaakte stagnatie in de woningbouw richtte de aandacht zich vooral op het bouwen van meer woningen en minder op de kwaliteit ervan. Ook na de tweede wereldoorlog werd de discussie beheerst door de klemmende problematiek van het woningtekort. In een hoog tempo moesten zoveel mogelijk woningen tegen zo gering mogelijke kosten worden gebouwd. Voor zover de kwaliteit van de nieuwe woningen toch steeg was dat meer het gevolg van de groeiende welvaart dan van bewuste gezondheidszorg. Naarmate het einde van de kwantitatieve woningnood in zicht kwam kon meer aandacht besteed gaan worden aan de kwaliteit van de woning en de omgeving. Daarbij komt ook het tegengaan van geluidhinder aan de orde.’

Binnenhuisklimaat, koolmonoxide, formaldehyde

‘Ik wil mij in verband met het onderwerp van vandaag beperken tot de kwaliteit van het binnenhuisklimaat, een onderwerp dat tot voor kort wat buiten het gezichtsveld viel. Men veronderstelde dat de kwaliteit van de binnenlucht direct afhing van die van de buitenlucht. Nu wordt er meer gelet op bronnen binnen de woning, zoals geijsers en kooktoestellen die koolmonoxide vergiftiging kunnen veroorzaken, ademhalingsproducten en stoffen die door sommige bouwmaterialen worden uitgestoten. Een voorbeeld van dit laatste is de afgifte van formaldehydegas uit isolatieschuim en in veel grotere mate uit sommige spaanplaatsoorten. De spaanplaatproblematiek is overigens een belangrijke stimulans geweest tot het opstellen van eisen voor het binnenhuisklimaat en daarmee voor eisen aan bouwmaterialen in het algemeen. Daarmee, zo bleek op een recent Congres over binnenhuisklimaat van de Wereld Gezondheids Organisatie (WGO) te Kopenhagen, is Nederland het eerste land dat hiertoe is overgegaan. Een vervolgbijeenkomst van de WGO wordt dit jaar in Bilthoven gehouden. Ik zal binnenkort ook de aandacht van de Gezondheidsraad voor deze thematiek vragen.’

Kankerdoden door radon en asbest

Er wordt in deze periode nog niet veel aandacht besteed aan onderwerpen die nu vooral in de belangstelling staan zoals vocht en schimmelvorming in ca. 10% van de woningen , huismijt, het in ca. 30% van de woningen ongewild meeroken met andere huisgenoten, en ophoping van uit de bodem afkomstig radon en thoron in de lucht. Dit laatste probleem is in Nederland weliswaar minder groot dan in veel andere landen die een rotsachtige bodem hebben, maar het is verreweg het grootste milieurisico dat de Nederlander loopt. Er overlijden bijvoorbeeld aan koolmonoxide vergiftiging momenteel jaarlijks gemiddeld ‘slechts’10 mensen, terwijl volgens inschattingen duizenden Nederlanders jaarlijks door het radioactieve radon en thoron aan kanker overlijden. Het wrange is dat de overheid nauwelijks iets aan blootstelling aan radon en thoron kan doen, waardoor de overheid er liever over zwijgt. Als burger rest alleen het continu ventileren van de woning. Wel zijn er maatregelen mogelijk tegen asbest dat ook kanker veroorzaakt en lange tijd om zijn brandwerende vermogen werd verwerkt in gebouwen bij gevelplaten, plafondbedekking en vloerbedekking. Asbest blijft de latere jaren wegens dit handelingsperspectief wel volop in de belangstelling.

Het IMP als nieuw beleidsinstrument

‘Tenslotte wil ik nog wijzen op de relatie tussen thermische isolatie en geluidisolatie. Doorgaans heeft thermische isolatie ook geluidisolatie tot gevolg en omgekeerd, waarbij een optimaal resultaat kan worden verkregen door afstemming van de juiste materialen. Ook bij de behandeling in de Tweede Kamer van het wetsontwerp Geluidhinder is aandacht besteed aan de combinatie van verbetering van de geluidsisolatie van woningen met verbetering van de warmte-isolatie. De Tweede Kamer verwierp weliswaar de motie van het kamerlid mevrouw Lambers-Hacquebard (D66), waarin de regering werd verzocht bij de uitvoering van het Nationaal Isolatie Programma de warmte-isolatie zodanig te realiseren dat tegelijk een optimaal geluidwerend effect van de isolatie wordt bereikt. Maar de motie van kamerlid Cornelissen (CDA) werd wel met algemene stemmen aangenomen. Daarin wordt de regering uitgenodigd een meerjarenplan voor verbetering van de geluidsisolatie van woningen te overleggen waarin tevens moet worden aangegeven hoe deze af te stemmen op maatregelen ter verbetering van de warmte-isolatie. Deze elementen zullen worden verwerkt in het eerste Indicatieve Meerjaren Programma Geluid, dat met de begroting voor het jaar 1980 van het departement zal worden ingediend.’
Hiermee doet, uitgelokt door de motie Cornelissen, het nieuwe verschijnsel van de IMP’s zijn intrede. Voor elk sectoraal beleidsterrein zal zo’n meerjarenprogramma worden opgesteld. De stap vooruit is dat er een meerjarenperspectief wordt geschilderd dat alle partijen in de samenleving houvast biedt. Deze vorm van lange termijn planning zal later verder worden uitgebouwd en een dominante beleidsvorm worden tot de kabinetten Balkenende er een einde aan maken. Maar de IMP’s waren zelf geen lang leven beschoren omdat er een minister kwam die de sectorale aanpak wilde veranderen in een meer integrale aanpak en daarmee de hele interne organisatie op het departement met een vriendelijke glimlach op z’n kop zette. Daarover later meer.

Woensdag 7 maart 1979