Wim Reij Archief 12: Komt de grote milieusanering ooit af?

Na de verkiezingen van mei 1981 treedt in september het volgende kabinet aan, opnieuw onder leiding van Dries van Agt. Het CDA regeert dit keer niet met de VVD maar met de PvdA (vice-premier Joop den Uyl) en D66 (vice-premier Jan Terlouw). Het ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne wordt geleid door Til Gardeniers, die namens het CDA minister van volksgezondheid wordt en een staatssecretaris van D66, Ineke Lambers-Hacqebard (zij is in 2014 overleden), die zich over het milieu ontfermt. Het tweede kabinet van Agt regeert echter niet onder een gelukkig gesternte. Op 16 oktober 1981 zijn er al zodanige onenigheden over de financiering van de plannen van minister den Uyl dat het kabinet tijdelijk demissionair wordt tot er alsnog een oplossing wordt gevonden en het kabinet vanaf 4 november weer gewoon door regeert. Toch is het kabinet geen lang leven beschoren.

Het aantal milieuambtenaren groeit snel

Het Directoraat-Generaal Milieuhygiëne(DGMH) is in 1981 uitgegroeid tot ruim 700 medewerkers en directeur-generaal Wim Reij presenteert op 6 november van dit jaar met enige trots zijn organisatie aan de nieuw aangetreden Ineke Lambers-Haquebard. Zij komt daarvoor het (100ste) stafoverleg van DGMH bijwonen. Wim begint met zich te excuseren voor het feit dat DGMH nog weinig gevoel voor traditie heeft . Vervolgens schets hij in een beeld de verhouding tussen een politiek bewindspersoon en de ambtenarij. ´Mevrouw Lambers, wij kennen u al jaren als sterk gemotiveerd lid van het parlement. Onder veel moties en amendementen stond uw naam en steeds was hun doel om het milieubeleid te versterken. De toenmalige bewindspersonen moesten de boeien zien te ronden en dit gezelschap van fokkemaatjes moest daarbij helpen. Wij verheugen ons erop dat u nu zelf aan het roer zit, en dat u bereid bent om het overleg in het vooronder mee te maken.´

De blijvende band tussen gezondheid en milieu in Nederland

Hoe in deze periode het milieubeleid verder is ontwikkeld blijkt als Wim 14 december als lid van de Gezondheidsraad een overzicht geeft van de stand van zaken van het milieubeleid. De Gezondheidsraad is tot op de dag van vandaag het belangrijkste adviesorgaan voor de fundamenten van het nationale milieubeleid. Destijds lag het voor de hand om de gezaghebbende Gezondheidsraad om advies te vragen over normen ter bescherming van mens en milieu. Maar later, als de beleidsterreinen van milieu en gezondheid over twee departementen worden verdeeld, blijft deze band in takt. Ook bij het onderzoek is de band met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid, dat in deze periode bijna 1000 medewerkers telt, in latere jaren blijven bestaan. Een belangrijke reden hiervoor is dat het milieubeleid alleen maar wel zal varen bij het verkrijgen van consensus met medici over de noodzaak om de menselijke gezondheid via een schoon milieu te beschermen. Wim zet in zijn inleiding bij de medici van de Gezondheidsraad meteen de toon.
‘Regeren is vooruitzien. Maar bij de naoorlogse economische boom hebben we het milieu vergeten. De verslechterde kwaliteit van Rijn en Maas, de luchtvervuiling in Rotterdam, de vervuiling met PCB’s van voedsel en zoveel meer leidden ertoe dat het moment steeds dichterbij kwam om de oorzaken van het vervuilde milieu te gaan saneren.’
Saneren is een gezondheidskundige term die wijd verbreid is geraakt in de milieuhygiëne. De naam milieuhygiëne is zelf ook een gezondheidskundig begrip. Pas met de latere introductie van de term milieubeheer in de naam van het ministerie is de gezondheidstechniek als dominante invalshoek ingeruild voor het grotere streven om kringlopen te sluiten. Maar in 1981 is het vooral saneren wat de klok slaat.

De sanering van water, lucht en bodem is begonnen

´In 1970 is deze grote sanering begonnen. Eerst werd de sanering van het water aangepakt en snel daarna volgden de lucht en de geluidhinder. En nu zijn we sinds 1980 volop bezig met de bodem. Alleen radioactieve straling is vanaf het begin in toom gehouden. De vermindering van de externe veiligheidsrisico’s moet nog komen.’
Wim noemt hier de nieuwe problemen rond de bodemvervuiling die sinds kort zichtbaar werden. Het eerste gifschandaal had zich in 1980 in een nieuwbouwwijk van Lekkerkerk voorgedaan. De aanleiding was een gesprongen waterleidingbuis die door agressieve chemicaliën in de bodem in korte tijd bleek te zijn doorgeroest. Nader onderzoek leerde dat een hele wijk met 300 woningen was gebouwd op met een grote hoeveelheid chemisch afval ‘bouwrijp’ gemaakte grond. Zo konden de chemiebedrijven ‘goedkoop’ afkomen van hun in 1600 vaten verpakt afval en kon het grondbedrijf tegen lage kosten aan materiaal komen voor het bouwrijp maken van de grond onder de woonwijk. Deze dubbel goedkope oplossing kostte de staat tenslotte 188 miljoen gulden omdat de grond rondom en onder de woningen moest worden afgegraven en verwerkt terwijl de bewoners tijdelijk moesten worden geëvacueerd. Lekkerkerk vormde de start voor de Wet Bodembescherming en voor een gigantische saneringsoperatie die nu, 35 jaar later, nog steeds niet is afgerond. Het afgraven en verwerken van de grond bleek al snel een te dure aanpak voor de enorme omvang van het probleem. In de loop van de jaren werd overgestapt op ‘functioneel saneren’, dat wil zeggen het afhankelijk van het gebruik van de bodem isoleren, beheersen en controleren van de vervuiling zodat er geen korte termijn milieu- en gezondheidsrisico’s meer ontstaan. Maar het grootste deel van het vuil blijft in onze bodem zitten. Voorbeelden hiervan zijn te vinden onder geasfalteerde parkeerterreinen of onder terreinen bij woningen die met een ‘leeflaag’ van anderhalve meter schone aarde zijn afgedekt. Inmiddels is duidelijk geworden dat Nederland als gevolg van de economische bedrijfsactiviteiten 425.000(!) vervuilde bodemlocaties heeft . De functionele sanering daarvan alleen al kost tientallen miljarden euro’s. Functionele sanering wil zeggen: niet verdergaand aanpakken dan voor de huidige gebruiksfuncties nodig is. De ergste gevallen moeten in 2015 onder controle zijn, maar de verwachting is dat bij het voortzetten van het huidige saneringstempo het tot halverwege deze eeuw zal duren voordat de noodzakelijk geachte saneringen zijn uitgevoerd. Dat het zo erg was wist Wim Reij in 1981 echter nog niet. Maar het illustreert dat zijn bezorgdheid en verontwaardiging in deze jaren niet overdreven waren.
‘Milieubeleid stond steeds onder druk. De bevolking vroeg, nee eiste, dat het er kwam. Er werd ons geen tijd gelaten om lang na te denken. Het ging niet alleen om gezondheidsbescherming op korte termijn, maar ook om de kwaliteit van onze gehele omgeving. In Nederland is de band met gezondheid wel sterk gebleven.’

De plaats van Gezondheidsraad adviezen

‘Bij het voeren van een beleid is altijd een analyse van de problemen nodig om op een goed geformuleerde vraag een antwoord te zoeken. Vanaf het eind van de zestiger jaren is door eerst staatsecretaris Kruisinga (van Sociale Zaken en Volksgezondheid, 1967-1971) en later door minister Stuyt en opvolgers steeds de Gezondheidsraad tijdig ingeschakeld. De Gezondheidsraad stelde adviezen op over bijvoorbeeld zwaveldioxide in de lucht, lawaai, kernenergie en kankerverwekkende stoffen. Een advies kost gemiddeld 200,000 gulden en soms een miljoen gulden. Het Gezondheidsraad model gaat ervan uit dat het een plicht en een eer is voor de wetenschappelijke topburger om de overheid te adviseren. Het uitbrengen van een advies blijkt tijdrovend. De voorbereiding kost doorgaans 6-9 maanden, het commissiewerk zelf 2.5-6 jaar en de toetsing zo’n 9 maanden. Totaal vergt het gemiddelde advies zo’n 4 jaar. De conclusie moet dan ook zijn dat de Gezondheidsraad voor snelle adviezen over concrete zaken niet het geschikte orgaan is. Daarop zijn in bijzondere gevallen natuurlijk uitzonderingen aanwezig, zoals we zagen bij drie adviezen in 1974 over kerncentrales. Omdat we bij Milieuhygiëne met veel korte termijn adviezen moeten werken, ontwikkelt zich de volgende aanpak. Korte termijn adviezen worden verkregen door opdrachten aan wetenschappelijke onderzoeksinstellingen te geven. Voor vragen die op middellange termijn zijn te beantwoorden worden ad hoc commissies in het leven geroepen zoals recent is gebeurd over formaldehyde en dioxines. En bij de op langere termijn te verkrijgen adviezen wordt een beroep gedaan op de Gezondheidsraad. ’
Vervolgens spreekt Wim uit wat later veel vaker aan de orde komt: de maatschappij wil niet altijd wachten op wat de dames en heren wetenschappers in hun wijsheid bedenken, al zijn politici ook wel eens geneigd om tijd te kopen door het afwachten van een advies van een commissie van wijzen.
‘Het oude model -een vraag stellen, jaren op een antwoord wachten van de objectieve wetenschap en dan beleid formuleren- werkt niet meer. De wetenschap zelf verandert snel en de objectiviteit wordt geweld aangedaan doordat wetenschappers het zelden eens worden. Voor het formuleren van het beleid wordt geen tijd gelaten. Men zal meer van serie naar parallel schakelen over moeten gaan. Dat kan ook een matigende invloed hebben op te gretige vragen om adviezen vanuit het beleid.’
Nog altijd doet de Gezondheidsraad jaren over het opstellen van haar adviezen. Kennelijk draagt dat bij aan het gezag van deze meer dan een eeuw oude organisatie.

Rijswijk, maandag 14 december 1981

Geef een antwoord