Een duik in het diepe met Beauty and the Beast

Een duik in het diepe met Beauty and the Beast

Ik las afgelopen weekend (27 en 28 augustus 2016) in de NRC het Zomeravondgesprek tussen zangeres Wende Sneijders en psychiater Jim van Os, getiteld ‘What the fuck is er mis met soft?’ Ze zijn alletwee begaan met de duistere kant van het bestaan. Jim van Os kan daar niet omheen als psychiater, maar Wende Sneijders voelt zich genoodzaakt die kant op te zoeken. ‘Ik vind dat kunst meedogenloos moet zijn …. Iemand moet dat aanreiken. Of gaan we van de wereld één Disneyland maken omdat het anders te pijnlijk is?’

De historische diepte van het Beest

Over Walt Disney gesproken. Het toeval wilde dat ik de week ervoor met mijn kleinkinderen naar Disney’s Beauty and the Beast was geweest in het Circus theater te Scheveningen. Mooi werk. Geoliede machine. Humoristische teksten en geïmproviseerde uitstapjes naar onze werkelijkheid. Al was de verpakking zoet en Disney-achtig, het verhaal was, als elk goed verhaal, gebaseerd op een mengsel van goed en kwaad, Beauty and Beast. Dus zelfs als Disney een sprookjessfeer voortovert, komt het kwaad toch meedogenloos om de hoek kijken. Het verhaal had uiteraard een happy end, een einde waar we allemaal in een hoekje van onze ziel naar verlangen, maar als toeschouwer krijg je ook de schaduwen mee van het lot van het beest en de huiver voor de universele licht-donker thema’s die leven in onze ziel.

beauty and beast disney film

Ik mijmerde de volgende dag over de titel van de musical en verbaasde me over de naam van ‘the Beast’. Kwam dat beest misschien overeen met het beest dat in het boek dat in deze jaren mijn bijzonder aandacht heeft, de Apocalyps van Johannes, ook ten tonele wordt gevoerd? Neem bijvoorbeeld de passage over de vrouw met de zon bekleed en de maan onder haar voeten die een kind gaat baren dat wordt bedreigd door een zevenkoppige draak (Johannes 12:1-7), later de vorm aannemend van een beest dat opkomt uit de zee en vervolgens van een beest dat opkomt uit de aarde. Dit laatste beest heeft twee hoorns op zijn kop, zoals ook het Beest in de musical voorstelling die ik bijwoonde.

vrouw met zon bekleed Op

Maar voor ik deze gedachte ging vervolgen, wilde ik beter weten wat eigenlijk de wortels zijn van dit sprookje van Beauty and the Beast.

Hoe ver gaat Beauty and the Beast terug?

Disney gebruikt voor het maken van zijn musical-tekenfilm in 1991 een oud sprookje. En wie dat nagaat wordt steeds verder terug gevoerd naar het verleden. Waar ligt de oorsprong van dit verhaal? En welke waarde mogen we aan de karakters toekennen? Laten we stapsgewijs de geschiedenis nagaan.

Het verhaal van Beauty and the Beast dat Disney inspireerde belandt met Engelse ondertiteling op Amerikaanse bodem in 1947 in de vorm van de in 1946 gelanceerde Franse film van Jean Cocteau, getiteld ‘La Belle et la Bête’.

film fragment cocteau

De film gaat over een prins, die door betovering is omgevormd tot een monster als straf voor zijn arrogantie, en over een prachtige jonge vrouw die het monster in zijn kasteel gevangen houdt. Met enige fantasie zien we al de parallel met de vrouw met de zon bekleed die wordt bedreigt door de zevenkoppige draak uit de Apocalyps. Om opnieuw een prins te worden moet het Beest haar liefde winnen anders blijft hij voor altijd een monster. Cocteau’s film is echter niet de eerste versie van het verhaal, want dit blijkt al eeuwen de ronde te doen in Europa. Hij baseerde zijn film op een boek van de Franse schrijfster Jeanne-Marie Leprince de Beaumont die het sprookje ‘La Belle et la Bête’ in 1756 publiceerde in het boek ‘Magasin des enfants’. Deze versie van het sprookje kreeg een grote vlucht in Europa onder andere in de Franse opera ‘Zémire et Azor’ die startte in 1771 en tot in de negentiende eeuw populair bleef. De bekende versie van Leprince de Beaumont was echter niet de bron, maar een ingekorte bewerking van een in 1740 uitgegeven versie van het verhaal door de Franse schrijfster Gabrielle-Suzanne Barbot de Villeneuve die het met een reeks andere sprookjes beschreef in het boek ‘La Jeune Américaine et les contes marins’. Volgens Paul Remy (An unknown version of “Beauty and the Beast ”, Belgian Journal of Philology and History, vol. 35, No. 1 (1957), p. 5-18) heeft mevrouw Leprince de Beaumont het oorspronkelijke sprookje van mevrouw Barbot de Villeneuve, dat elf hoofdstukken omvatte, flink ingekort en bewerkt waarna het zijn zegetocht maakte. Zo werd de koninklijke herkomst van Belle weg gelaten.

Nog altijd zijn we echter niet bij de bron beland, want het sprookje van mevrouw Barbot de Villeneuve uit 1740 was gebaseerd op in die tijd circulerende sprookjesverhalen die later zijn terug geleid tot nog veel oudere bronnen. We moeten er dus van uitgaan dat het niet eenvoudig is om wetenschappelijk en onomstotelijk de oerbron in zuivere verwoording terug te vinden. En telkens als het verhaal wordt doorverteld, wordt er wel iets aan toegevoegd of wordt iets weggelaten. Er blijken talrijke versies te bestaan van het gegeven van een betoverde prins die wordt gered door een moedig onbedorven meisje. Aan het einde van de Middeleeuwen (rond 1550-1555) worden dergelijke sprookjes die leven onder het volk voor het eerst te boek gesteld door de Italiaan Giovanni Francesco Straparola in ‘Le piacevoli notti’, een uit twee delen bestaand boek met 75 sprookjes. Een van de sprookjes is dat van ‘De Varkenskoning’. In dit sprookje komen we vergelijkbare elementen tegen van een tot varken betoverde prins die trouwt met een prinses waardoor hij weer zijn menselijke gedaante terugkrijgt en hen het koninkrijk van haar vader toevalt. Ook zijn in La Belle et La Bête van mevrouw de Villeneuve elementen te vinden die helemaal teruggaan tot ‘Eros en Psyche’ waarover de uit Algerije afkomstige Romein Lucius Apuleius Madaurensi in het Latijnse geschrift ‘Metamorfosen’ of ‘De gouden ezel’ in de tweede eeuw (vermoedelijk tussen 160-180) van onze jaartelling al schreef.

boek over eros en psyche

Het was een van de verhalen die in deze zeldzaam bewaard gebleven roman voorkomen, waarvan vermoed wordt dat het van Griekse oorsprong was. Het origineel zou van de hand van Lucius van Patras zijn maar is verloren gegaan. Wel was hiervan in de tijd van Apulaius een verkorte versie in omloop, getiteld ‘De ezel’, dat diverse sprookjes bevatte. Deze verkorte versie kwam van Lucius van Samosata, van oorsprong een Syriër. En hiermee zijn we toch merkwaardig dicht, qua plaats en tijd, beland bij de omstandigheden waaronder de Apocalyps ontstond. Hebben we hier te maken met een volkse vertelling die, als zoveel wijsheden, zijn oorsprong vond in de tot die tijd geheime kennis van tempels en esoterische scholen?

Het verhaal van Eros en Psyche

Hoe dan ook, laten we kennis nemen van het door Apuleius opgetekende verhaal van Eros en Psyche, de oudste wortel van Beauty and the Beast. Ik volg de Nederlandse versie van het verhaal zoals weergegeven op Wikipedia op 1 april 2016.

Het verhaal over Eros en Psyche vertelt hoe Psyche, een koningsdochter en de mooiste vrouw van de wereld, wordt benijd door haar twee zusters die al waren getrouwd. Maar Psyche was zo mooi dat niemand met haar durfde te trouwen. Ze wilde niet meer zo mooi zijn, anders zou ze nooit liefde kunnen ontvangen. Haar ouders werden hierdoor ongerust en raadpleegden het orakel van Apollo. Zijn antwoord was: “De maagd is bestemd als bruid voor een onsterfelijke minnaar. Haar toekomstige man wacht op haar op de top van de berg. Goden noch mensen kunnen weerstand bieden tegen hem, die een monster is.” Psyche zelf wilde naar de berg gaan, naar de man die door het ongelukkige lot aan haar voorbestemd was. Bij de berg aangekomen werd ze opgetild door Westenwind. Ze viel in een diepe slaap en werd wakker in een bos met hoge, mooie bomen. Ze ging het bos in en kwam bij een prachtige fontein. Achter de fontein stond een kasteel, zó mooi dat het onmogelijk door mensen kon zijn gemaakt. Ze ging er naar binnen en haar verbazing werd bij alles wat ze tegenkwam steeds groter: Gouden pilaren ondersteunden het dak en de muren waren er prachtig beschilderd. Terwijl Psyche vol bewondering rondkeek, sprak een stem tegen haar: “Onovertroffen vrouwe, alles wat u ziet is van u. De stemmen die u hoort zijn uw bedienden. Ze zullen alles doen wat u hen opdraagt. Ga nu naar uw kamer en fris u op voor het eten.” Psyche deed wat haar gezegd werd en na een bad genomen te hebben ging ze aan tafel zitten. Het heerlijkste eten en de verrukkelijkste wijnen werden haar voorgezet. Terwijl ze at hoorde ze betoverende muziek.
Haar door het lot toegewezen man had ze echter nog nooit gezien. Hij kwam als het al donker was en verliet haar voordat het licht werd. Ze smeekte vaak of hij nog even kon blijven tot het licht was, zodat ze hem kon zien. Maar dat weigerde hij steeds. Hij verklaarde: “Waarom zou je me willen zien? Als je me zou zien, zou je misschien bang voor me worden of me verafgoden. Het enige wat ik van je vraag is je liefde. Ik wil liever dat je van me houdt als gelijke dan dat je van me houdt als een god.” Psyche hield zich een tijdje stil. Maar al snel begon ze zich ongelukkig te voelen. Ze miste haar ouders en haar zussen. Ze kon wat ze meemaakte aan niemand vertellen. Het paleis begon als een gevangenis te voelen. Dit vertelde ze aan haar mysterieuze man. Die gaf haar toestemming om haar zussen te gaan halen. Westenwind bracht hen omhoog. Ze genoten in het paleis van heerlijke baden en stelden Psyche ontelbare vragen over haar man. Psyche gaf al snel toe dat ze hem nog nooit had gezien. Haar zussen zeiden daarop dat ze zich zorgen zou moeten maken. Het orakel had immers gezegd dat het een monster was. Ze raadden haar aan het licht aan te doen als hij sliep om te kijken hoe hij eruitzag, zich te wapenen met een dolk en niet te twijfelen om zijn hoofd eraf te hakken als het een monster bleek te zijn.
Ze gaf een tijdlang geen gehoor aan de raad van haar zussen, maar op een zekere nacht was ze zo nieuwsgierig dat ze hun advies opvolgde. De persoon die naast haar lag was echter geen monster. Hij was de mooiste der goden, met gouden krullen die langs zijn roodgekleurde wangen vielen. Hij had twee vochtige vleugels op zijn schouders, witter dan sneeuw, met glimmende veren. Toen Psyche voorover leunde om zijn gezicht van dichtbij te zien, viel een druppel olie uit haar lamp op de schouder van de god. Hij werd wakker, spreidde zijn vleugels en vloog het raam uit. Psyche probeerde hem te volgen maar viel uit het raam naar beneden. Eros keek even om en zei: “O domme Psyche, is dit hoe je mijn liefde terugbetaalt ? Denk jij dat ik, die de wil van mijn moeder Aphrodite in de wind heb geslagen en jou tot mijn vrouw heb gemaakt, een monster ben en wil jij mijn hoofd afhakken? Ga terug naar je zussen. Hun advies heb je, in tegenstelling tot dat van mij, wel opgevolgd. Ik zal je straffen door je voor altijd te verlaten. Liefde kan niet ergens wonen waar achterdocht leeft.” Nadat hij dit gezegd had, vloog Eros weg en liet hij de arme Psyche alleen achter.
Toen Psyche wakker werd was ze niet langer in het mooie paleis. Ze lag op een open vlakte met haar zussen. Psyche vertelde het verhaal aan hen, waarop die meteen teruggingen naar de berg om daar te wachten op Westenwind. Die kwam echter niet. Ze vielen van de berg, tegen de rotsen en stierven. Ondertussen dwaalde Psyche een dag en een nacht lang rond, zonder eten, drinken of rust. Ze zocht overal naar Eros. In de tempel van Demeter vroeg ze advies. Ze moest naar Aphrodite gaan en haar opdrachten uitvoeren. Misschien zou ze dan ooit haar man terug krijgen. Ze ging naar de tempel van Aphrodite, die haar met afkeer ontving. Ze vroeg of Psyche soms kwam om haar zieke man te zien, herstellende van een wond die hem door haar toegebracht was. Aphrodite zou Psyche als echtgenote van haar zoon op de proef stellen. Ze beval Psyche naar het opslaghuis van haar tempel te gaan. Daar lag een berg met onder meer tarwe, gerst, bonen en linzen. Aphrodite zei tegen Psyche: “Sorteer deze granen, stop alles van dezelfde soort bij elkaar en zorg dat het voor de avond klaar is.” Toen vertrok Aphrodite. Maar Psyche bleef zitten, met stomheid geslagen, zonder maar een vinger uit te steken. Terwijl Psyche daar zat, vroeg Eros hulp aan een leger mieren. Ze sorteerden korrel voor korrel de hele graanberg. Nadat Aphrodite gegeten had, ging ze naar Psyche en zag dat de taak vervuld was. Ze zei: “Dit heb jij niet gedaan, dit is het werk van Eros.” De volgende ochtend kreeg Psyche een nieuwe opdracht: ze moest van een groep schapen met gouden vachten de wol verzamelen. Psyche vertrok naar de rivieroever waar ze de schapen zou vinden en kreeg dit keer advies van de riviergod. Dat advies was dat ze moest wachten tot de nacht, omdat er gevaarlijke rammen rondliepen die haar zouden doden. ’s Avonds, als ze dan sliepen, kon ze veilig passeren en de schapenwol van de scherpe takken van de struiken plukken, waar die aan was blijven hangen. En zo vervulde Psyche haar tweede taak. Weer kreeg ze geen goedkeuring van Aphrodite, omdat deze wist dat Psyche hulp had gehad. Psyche kreeg een nieuwe opdracht. Ze moest met een doos naar Perséphoné, de godin van de onderwereld, gaan en om een beetje schoonheid vragen voor haar meesteres, omdat deze, toen ze voor haar zieke zoon zorgde, een beetje van haar eigen schoonheid was verloren. Psyche moest voor de avond terug zijn. Toen ze op weg was hoorde Psyche een stem die zei hoe ze de gevaren van de weg naar de onderwereld kon vermijden. Ze moest langs Kerberus, de waakhond met drie koppen, zien te komen en de veerman Charon overhalen om haar de zwarte rivier over te brengen. Zonder de gevaarlijke weg af te hoeven leggen zou ze dan bij een grot het koninkrijk van Hades, de god van de onderwereld, vinden waar Perséphoné verbleef. De stem zei echter ook, dat ze de gevulde doos nooit open mocht maken en erin kijken.
Psyche kwam veilig aan bij Hades en ze mocht doorgaan naar Perséphoné om de boodschap van Aphrodite door te geven. Ze kreeg de doos mee terug, gesloten en gevuld met het kostbare goedje. Ze ging dezelfde weg terug als waarlangs ze gekomen was. Ze was erg blij om het daglicht weer te zien. Maar ze kon zich niet bedwingen en opende even de doos om een klein beetje schoonheid aan zichzelf te geven. In de doos vond ze echter geen schoonheid, maar een duivelse slaap. Ze viel midden op de weg zonder enig gevoel of beweging in slaap.

cupido en psyche

Eros vluchtte door een kier van het raam van de kamer waarin zijn moeder hem had opgesloten en zocht Psyche. Toen hij haar gevonden had, haalde hij de slaap uit haar ogen en stopte het terug in de doos. Daarop raakte hij haar aan met een van zijn pijlen. Psyche werd wakker en nadat Eros haar meegenomen had, gaf ze de doos alsnog aan Aphrodite.
Eros vertelde oppergod Zeus over zijn liefde voor Psyche. Zeus ging daarop met Aphrodite praten, die tenslotte toestemde om Psyche en Eros samen te laten zijn. De boodschapper van de goden, Hermes, werd naar de aarde gestuurd om Psyche te halen. Toen Psyche in de hemel aankwam, kreeg ze een beker gevuld met ambrosia en Hermes zei: “Drink dit, Psyche, en je zult onsterfelijk worden. Eros zal zich nooit kunnen losrukken van de problemen die hij krijgt, maar jullie huwelijk zal eeuwig zijn.” Psyche werd voor altijd verenigd met Eros en binnen korte tijd hadden ze een dochtertje, dat Hedonis heette, wat plezier maken betekent.

Hoe Disney de boodschap van de Apocalyps brengt

Met dit oerverhaal over de vereniging van de ziel (psyche) en de liefde schenkende geest (eros) wordt het diepste thema van de ontwikkeling van de mens, kiezend tussen goed en kwaad, Beauty en Beast, geschetst. Door de eeuwen heen neemt het Beest verschillende vormen aan in de verhalen. Soms is het Beest buiten ons, maar ook is het in ons. Het schildert de mogelijkheid dat we innerlijk terugvallen tot het beestachtige of dat we het eigenbelang weten te overstijgen tot het engelachtige of goddelijke aspect dat ook in ons sluimert. Door te kiezen voor de liefde wordt de mens op een hoger plan gebracht. Het Beest is waarvoor wij bang zijn maar waarachter de eerst nog onbereikbare liefde ligt verscholen. Psyche of Beauty vertegenwoordigt de zoekende ziel van de mens naar deze hogere liefde in zichzelf. En als we die na allerlei beproevingen hebben ontwikkeld, onze ziel van zelfliefde naar hogere liefde hebben omgevormd, dan kunnen we door de poort gaan naar het hogere bewustzijn van de goden. Dan worden we tot de Apocalyptische vrouw met de zon bekleed en de maan (de overwonnen wereld van de hartstochten) onder haar voeten. In Eros en Psyche komt Psyche duidelijker naar voren als de zoekende ziel die nog obewust de liefde proeft maar nog wankelmoedig is in de fase dat ze nog niet door ervaring wijzer geworden is en bewust voor de liefde kiest. In Beauty and the Beast zijn de thema´s omgevormd en is het juist het Beest dat een transformatie moet doormaken om zich met Beauty te kunnen verenigen. Maar in de kern gaat het om de zelfde innerlijke ontwikkeling.
Er is dus alle aanleiding om in Beauty and the Beast een moderne vertolking van het oude beeld uit de Apocalyps te zien. De Apocalyps brengen we tegenwoordig alleen nog in verband met ondergang, maar dit laatste bijbelboek gaat over het wenkende perspectief van de liefde. Toch verdienstelijk dat Disney dat in onze tijd voor een groot publiek over het voetlicht weet te brengen.

Vrijdag 2 september 2016

Richard Wagner’s Der Ring des Nibelungen; Reis van 27 juni tot 4 juli 2016 naar Leipzig

Een reis maken om in één week ‘Der Ring des Nibelungen’ te beluisteren is geen alledaagse bezigheid. Waar komt die titel vandaan? Wie was Richard Wagner eigenlijk? Welke rol heeft deze reeks opera’s in de geschiedenis gespeeld? Allemaal vragen waarop ik het antwoord bij het boeken van deze reis niet helder voor ogen had. En zoals het gaat bij het in aanraking komen met belangrijke thema’s uit onze cultuur, zeker bij een cultuuranalfabeet als ik zelf ben met mijn technische opleiding en werken in het Nederland van de wederopbouw, maakt dit dingen in je wakker die nog lang nagalmen voordat ze een definitiever plekje in je bewustzijn krijgen.
Onderstaand volgt een verslag van mijn indrukken tijdens de reis. Aan het slot zal ik op de drie vragen terugkomen.

Dinsdag 28 juni 2016

Gister met een gezelschap van 13 deelnemers en onze begeleidster Eveline Nikkels aangekomen in Leipzig. Het is een door Academische Reizen georganiseerde trip om een week lang je te verdiepen in de vier opera’s die Richard Wagner schreef onder de titel ‘Der Ring des Nibelungen’. Het thema kom je ook bij Tolkien’s ‘In de ban van de ring’ tegen. Vanuit de Noorse sagenwereld druppelt er oude wijsheid door in beide werken.
We vlogen van Amsterdam naar Berlijn en reden daarna met een bus de ca. 170 km naar Leipzig. Nog altijd zijn er na de ‘Wende’ restanten uit het DDR verleden te vinden. In de buitenwijken van Leipzig rijd je langs sterk vervallen fabrieken en op instorten staande huizen die nog niet zijn opgeruimd of aangepakt omdat bijvoorbeeld erfgenamen ruziën over hun bestemming. Maar het centrum van Leipzig ziet er glanzend uit.
De eerste uitdaging is om een beetje bekend te worden met de andere reisgenoten, doorgaans net gepensioneerden die nog fut genoeg hebben om actief van cultuur te genieten. De eerste avond kom ik in gesprek met een echtpaar dat fantastische wereldreizen heeft gemaakt. Twee keer een oversteek van Zuid-Amerika naar Antarctica, waarbij de vrouw de meest bijzondere ontmoetingen heeft beleefd met de natuur. Zo voerde haar levenspad naar de savannen in Afrika waar ze in een tentje sliep tussen een kudde olifanten en rondsluipende leeuwen, dan weer kwam naast hun zeilschip op weg naar Antarctica een bultrug zwemmen en had ze minutenlang een adembenemend oogcontact met het reusachtige dier; en afgelopen jaar had ze half bevroren aan een zeil een kilometer boven de Mont Blanc gehangen, meeliftend op de stijgwinden bij steile rots hellingen. Zo bleken achter de gezichten, die me eerst weinig zeiden, de meest verrassende personen schuil te gaan.
Vanochtend kregen we van Ute, een circa 35-jarige inwoonster van de stad Leipzig, een rondleiding langs de grootste bezienswaardigheden in het centrum van de stad. Er kwamen vele interessante dingen aan het licht. Te beginnen bij het kopstation van de Bundesbahn dat als monstrueus gebouw tegenover ons hotel ligt. De voorgevel is 300 meter breed en maakt een onaangename haast demonische indruk. Het verhaal erachter was ook schokkend. Er waren twee spoorwegbedrijven, naar ik meen een Saksisch en een Thürings, die door de overheid waren gedwongen om samen een station te bouwen. Maar ze bouwden naast elkaar en niet met elkaar aan twee kopstations met één voorgevel. Er waren dus twee ingangen en via de een gingen de Thüringers naar de trein en via de andere de Saksen. Leipzig was de laatste eeuw een grote stad met meer dan een half miljoen inwoners. Het lag op het kruispunt van twee handelswegen, de ene liep van Italië naar Zweden, en de andere van Spanje naar Kiev. En wat werd er dan zoal verhandeld? Dat bleek tot mijn verrassing bont te zijn. Een derde van de wereldhandel in bont in die dagen liep over Leipzig. Langs de Nicolaï Strasse waren de wereldberoemde bontateliers waar dierenvachten in blauw betegelde ruimten op kleur werden gesorteerd en als bontjassen werden vervoerd naar Parijs en New York. Een aantal van deze ateliers staan er nog steeds. Ook is Leipzig bekend als uitgeversstad.

leipzich rauchwaren 20160628_103258
Atelier van Selter & Weinert, waarbij ‘Rauchwaren’ geïnterpreteerd moet worden als ‘vachten’.

Daarna bezochten we de Nicolaïkerk waar het Oostduitse verzet tegen het communisme en de muur in 1989 ontbrandde, waardoor deze kerk extra beroemd is geworden. In de kerk valt meteen het bijzondere kleurgebruik op. De zuilen zijn voorzien van een lichtroze tot perzikbloesem kleur en de uitwaaierende bladeren bovenin zijn beschilderd met appelgroen. Een vrouw in ons gezelschap vond die kleurencombinatie een beetje kitscherig, alsof het zuurstokkleuren waren. Ik wees haar erop dat het misschien bedoeld was om met de hogere kleuren dan die we in de regenboog zien, aan te duiden dat de perzikbloesemkleur op de liefdesenergie van het hart van Christus wees en de appelgroene takken die het dak dragen stonden voor een vorm van de hogere liefde in de geestelijke wereld.

leipzig nocolaikirche 20160701_115512
Het interieur van de Nicolaïkerk

Wat me ook trof was een bankgebouw aan de Augustus Platz dat daar was neergezet door de joodse bankier Hans Kroch. Op de vierkante toren met een trots klokkenspel had hij bovenaan het opschrift geplaatst Omnia Vincit Labor: Arbeid overwint alles. Het lot wilde dat hij door de nazi’s in de Tweede wereldoorlog werd opgepakt en naar het concentratiekamp is gevoerd waarbij hij, veronderstel ik, onder het opschrift moet doorlopen waarop stond ‘Arbeit macht frei’. Zo dichtbij was het oorlogsverleden nog, en de tijd van de DDR, die de jonge Oostduitsers van die dagen doorgaans niet als dramatisch beleefden volgens onze rondleidster. Zij sprak perfect Nederlands doordat ze dit als tweede taal had gestudeerd. Men wist vaak niet beter en voor de gewone mensen was er veel gratis of tegen heel lage prijzen te verkrijgen.

leipzig omnia vincit labor 20160628_113523
Hans Kroch’s Omnia Vincit Labor

Later bezochten we nog de Thomaskerk, die ik minder mooi vind dan de Nicolaïkerk. Wat de bezoekers trekt, is dat hier sinds 1950 Johann Sebastiaan Bach ligt begraven, of beenderen waarvan men vermoedt dat het zijn stoffelijke resten zijn. Echt bewezen is het nog niet.
Rond vier uur ondergingen we de happening die Eveline Nikkels organiseert en die zij ‘het klasje’ noemt. Ze is een op Nietzsche en Mahler gepromoveerde musicologe en legt uit wat we deze avond in de Opera te horen krijgen. Ze ging in op de manier waarop Wagner zijn opera ‘Das Rheingold’, het eerste deel van Der Ring, heeft gecomponeerd en illustreerde interessante muzikale overgangen en thema’s.
Daarop volgde de opera zelf. De god Wotan vindt tegenover zich de dwerg Alberich die het Rijngoud van de drie nornen, schikgodinnen die de draad van de tijd weven en het verleden, heden en de toekomst representeren, heeft gestolen. Uit dit goud maakt Alberich een gouden ring van macht en een ‘tarnhelm’, waardoor degene die hem draagt onzichtbaar wordt of zich als een andere persoon kan presenteren. Daarmee duiken we in de Noorse mythologie en haar geheimen. Waarover later meer.

Wotan blijkt een paleis te hebben laten bouwen, Walhalla, door een tweetal reuzen. De betaling daarvan heeft hij echter slecht geregeld. Hij heeft de reuzen zijn dochter Freya als beloning beloofd maar wilde als het zover was hier een alternatief voor bedenken. Als het moment begint te naderen en daartoe aangezet door zijn raadgever Loge, schuift hij de schat van het Rijngoud als alternatief voor Freya naar voren. Het goud weet hij Alberich met een door Loge bedachte list te ontfutselen, echter Alberich geeft daarop de ring een vloek mee, die de hele opera zijn tol zal eisen. Als de twee reuzen hun loon opeisen biedt Wotan hen de goudschat aan. De reuzen zijn echter pas tevreden als ze ook de gouden ring die aan Wotan vinger prijkt krijgen. Zodra de ring van personage wisselt slaat de ene reus de andere dood als blijk van de vloek van Alberich. De reus Fafnir overleeft en kruipt met de ring aan zijn vinger en de goudschat in zijn hol.

Woensdag 29 juni 2016

Vannacht viel er een fikse regenbui maar deze ochtend brak de zon weer door. Het was erg lekker weer. We vertrokken om half tien voor een wandeling naar het Bach museum. Hier kregen we uitleg over zijn stamboom, de nog experimentele blaas- en snaar instrumenten uit die tijd, het huis waar hij woonde, zijn twee vrouwen en twintig kinderen waarvan de meesten al heel jong stierven, en over het feit dat zijn zoon Emanuel veel beroemder was dan hij zelf. Johann Sebastiaans beroemdheid kwam pas na zijn dood. We hoorden over zijn enorme productie, 40 cantates in een jaar, mede ingegeven door het geld dat hij voor zijn grote gezin en woonhuis in het laatje moest brengen, en tenslotte belandden we in het Bach archief waar men zich bezig houdt met het nagaan van de authenticiteit van zijn muziek geschriften. Dan ben je echt beland bij het dode uiteinde van zijn werk. Geen woord over waar zijn inspiratie vandaan kwam en hoe we zijn persoonlijkheid geestelijk moeten duiden.
Vanmiddag om vijf uur begon de vijf uur durende opera ‘Die Walküre’. Het leek een lange zit te worden maar er was tweemaal pauze. Ik had er geen hoge verwachtingen van en had me voorgenomen het maar gewoon over me heen te laten komen. Maar het werd, tegen wil en dank, een hele emotionele opera waarbij het iedereen op een bepaald moment wel te machtig werd. De Walküren zijn een negental dochters van Wotan, waaronder de door Wotan meest geliefde Brünnhilde die hij met de godin Erda heeft. Deze Walküren zijn enigszins te vergelijken met de Amazones uit de Griekse mythologie. We waren, meer nog dan de vorige dag, getuige van de innerlijke strijd van Wotan, ook wel gezien als de eerdere goddelijke drager of groepsziel van de mensheid, wanneer hij nieuwe wezens schept. Enerzijds schiep hij wezens die zijn te zien als zijn knechten, maar in zijn hart verlangde hij ernaar wezens te scheppen die iets nieuws toevoegen. Vanuit dat verlangen heeft hij ook een dochter verwekt bij Erda. Fricka voelde zich langzamerhand door Wotans buitenechtelijke relaties in haar eer aangetast en eiste van hem dat zij in haar eer zou worden hersteld. Wotan verwekte ook een tweeling, waarvan de zoon op aarde rondzwierf zonder te weten wat zijn herkomst en naam was. De tweelingdochter Sieglinde was op aarde gehuwd met Hunding en als de tweelingen met elkaar in kontakt komen ontvouwt zich een intense liefde. Sieglinde geeft haar broer zijn ware naam, Siegmond. In Siegmond wordt de nieuwe bestemming van de mens voor het eerst zichtbaar: het in vrijheid leren liefhebben. Alles hebben zij voor deze liefde over, zelfs hun leven. Fricka eiste echter van Wotan dat hij zijn zoon Siegmond zou doden omdat hij de regels van het Walhalla, dat kinderen niet met elkaar gemeenschap mogen hebben, had overtreden. Maar Wotan had zijn zoon Siegmond juist lief en verborg zijn goddelijke zwaard van onderscheidingsvermogen voor hem in een bos zodat Siegmund dit eens zou vinden als de nood aan de man kwam. Fricka dwong Wotan om Siegmund te doden. Na veel verzet gaf hij hieraan toe en stuurde Brünnhilde naar de aarde met deze opdracht. Brünnhilde ziet de liefde tussen broer en zus en besluit om haar opdracht niet uit te voeren. Op het moment dat Siegmond in een tweegevecht Hunding met zijn zwaard wil doden, grijpt Wotan alsnog in en splijt met zijn speer het zwaard van Siegmund in tweeën, zodat hij alsnog door Hunding wordt gedood. Het was een dramatisch moment voor Wotan, want in zijn hart was hij bij Siegmond, maar hij realiseerde zich dat hij niet zijn eigen schepping opzij kon zetten. Hij moest het nieuwe dat komt, de mens die in vrijheid kan kiezen voor de liefde, dwarsbomen omdat deze vrijheid tot liefhebben zich buiten de wetten van zijn rijk ontwikkelde. Brünnhilde nam in de chaos die na de dood van Siegmund ontstond het gebroken zwaard en Sieglinde mee naar haar zusters, de andere acht Walküren. Maar in het Walhalla vond ze geen begrip en tenslotte stond ze voor haar woedende vader, Wotan. Wel had ze Sieglinde, die in verwachting was van een zoon, in veiligheid weten te brengen, maar daarna moest zij de straf van haar vader aanhoren. Al haar goddelijke kwaliteiten werden haar afgenomen en ze zou op aarde worden aangetroffen in een diepe slaap. De eerste de beste man die haar zo vond zou haar tot vrouw mogen nemen. Daarop kwam Brünnhilde in het geweer en verdedigde zij haar gedrag. Een van de meest aangrijpende scenes was die waarin Wotan tenslotte toegaf dat wat Brünnhilde had gedaan ook leefde in zijn eigen hart, maar dat hij als god niet vrij was om als zij te handelen. Met een innige omhelzing namen zij afscheid van elkaar en daalde Brünnhilde af naar de aarde. Zij wist nog één ding te bedingen. Dat was dat de plaats waar zij sliep zou worden omringd door een kring van vuur, afkomstig van de god Loge, die alleen kon worden doordrongen door een man die geen vrees kende.
Zowel de liefdesscene tussen Sieglinde en Siegmund, als de afscheidsscene tussen Wotan en Brünnhilde waren erg aangrijpend en werden door alle toeschouwers herkend als oerervaringen die in ons collectieve geheugen nog een plek innemen. De mens moet de schoonheid van de godenwereld verlaten en op zich zelf gaan staan. Daarmee krijgt de mens de vrijheid om voor de liefde te kiezen, maar de omgang met de goden die ons schiepen moeten we daarvoor achter ons laten. Door Wagner kregen we ook gevoel voor het leed dat in de godenwereld daardoor werd teweeg gebracht.

Donderdag 30-6-2016

Vandaag was een heel andere dag dan de vorige. In plaats van een bezoek aan de opera gingen we op excursie naar Weimar, een busrit van twee uur. Weimar toonde het hoogtepunt van de Europese cultuur. Hier waren heerlijke tuinen, rijke inwoners en een schaar aan wereldberoemde kunstenaars. Niet alleen Bach en Wagner verbleven hier, maar we treffen ook Goethe aan en Schiller, we bezoeken het woonhuis van Franz Liszt, wiens dochter Cosima de tweede vrouw werd van Wagner. En we bezochten de woning waar Friedrich Nietzsche, heftig bewonderaar en later verguizer van Wagner, tijdens zijn laatste jaren werd verzorgd door zijn zuster tot hij heel jong stierf aan de syfilis die hij na een uitstapje had opgelopen.
Weimar was mooi, maar het gaf me geen blij gevoel. Het was of ik over al het moois een donkere deken voelde liggen. Op de westelijke heuvels, achter het aan de rivier de Ilm gebouwde plaatsje, lag namelijk Buchenwald waar de ovens rookten terwijl Adolf Hitler hier tientallen malen zijn gasten ontving in hotel Elephant.

leipzig hotel elephnat 20160630_115257
Hotel Elephant waar Hitler tientallen malen met zijn gasten kwam

En in de Herder- of Petrus en Pauluskerk, die sterk met het protestantisme van Luther is verbonden, -Luther heeft hier nog gepreekt-, herkende ik ineens mijn eigen weerstand tegen de Hervormde kerk. Ik groeide op met de Hervormde kerk en daarin zocht ik het geheim van de geest maar kon dit daar niet vinden. Ik merkte hier de koelheid van het protestantisme. De warmte van de geest is, zij het in vaak verwrongen vorm, toch meer merkbaar in de Rooms-katholieke of Grieks-orthodoxe kerken. Het kerkgebouw is in een kilgrijze tint geverfd, iets dat me eerst verwonderde, maar achteraf begon ik het als heel toepasselijk te zien.
In de woning Silberblick, waarin Nietzsche stierf, lazen we over zijn oudere zuster die sterke sympathieën ontwikkelde voor het nationaal-socialisme. De nazitijd heeft een donkere wolk geschoven tussen het licht van de Europese cultuur, dat hier eerder glansde, en onze huidige tijd.
Terug in het hotel waren er weer mooie onderlinge gesprekken en toen ik naar bed ging werd de voetbalwedstrijd Polen-Portugal, na een 1-1 stand, verlengd. Op straat bleef het onrustig. Mensen op terrassen praatten nog druk in de zachte zomernacht. Opeens hoorde ik een schreeuw: Sieg heil! Het verleden was niet zo ver weg als je hoopte.

Vrijdag 1 juli 2016

Een prachtige zomerdag. Deze ochtend het programma even gelaten voor wat het was, boodschappen gedaan en rustig in de lichte en vrolijke Nicolaïkerk gezeten.
Na de lunch weer een inleiding van Eveline Nikkels over wat ons vanavond in de vorm van de ‘Siegfried’ opera te wachten stond. Ze legde uit hoe Siegfried opgroeit en op zoek gaat naar wie hij is, wie zijn vader en moeder zijn. Dan maakt hij zich los en herstelt zelf het gebroken zwaard dat zijn vader van Wotan had gekregen en dat Wotan met zijn speer had gebroken na de eis van Fricka. Met het zwaard verslaat Siegfried de reus Fafnir, die inmiddels is veranderd in de draak en hier met reuzenworm wordt aangeduid, en verovert de gouden ring die Fafnir van Wotan kreeg als vergoeding voor het bouwen van Walhalla. Wotan had de gouden ring met behulp van een list, die Loge had bedacht, de dwerg Alberich afhandig gemaakt. Daarop begint zijn reis naar de bergtop waarop Brünnhilde ligt te slapen tot hij haar vindt. Voor hij de top kan betreden moet Siegfried Wotan, die als wachter optreedt, verslaan. Wotan weet dat zijn einde als regerend god over de mensen nadert en dit einde is eigenlijk al een feit op het moment dat Siegfried met het zwaard de speer van Wotan doormidden slaat. Dan is de weg vrij om Brünnhilde wakker te kussen. Tegenover de vreugde van de onbesuisde Siegfried staat de weemoed van Brünnhilde nu zij ervaart wat het is om de godenwereld te hebben verlaten.

leipzig met eveline voor de opera P1040713-1
Hajo Kruijff maakte deze foto van Eveline en mij

Na de uitleg van Eveline, realiseerde ik me dat de thema’s van deze opera erg te vergelijken zijn met de thema’s in de Apocalyps van Johannes. Ik denk hierbij in het bijzonder aan het beeld van ‘de vrouw met de zon bekleed en de maan onder haar voeten’. Deze vrouw toont de gereinigde mensenziel die het mannelijke kind, het hogere bewustzijn in de mens, gaat baren terwijl een zevenkoppige draak het kind bedreigt. In deze vrouw kunnen we Brünnhilde herkennen, slapend op een berg omringd door vuur. Het mannelijke kind herkennen we in Siegfried die haar komt wakker kussen. En het motief van de draak komt terug in de reuzenworm die Siegfried eerst moest verslaan met zijn zwaard. Het zijn dezelfde thema’s die kennelijk via de wereld van de mythen en de esoterische scholen uit de oudheid worden waargenomen en overgedragen.
De uitvoering van de derde opera viel mij wat tegen, wat ik wijt aan het gefragmenteerd werken aan deze opera door Wagner, die de derde acte vele jaren later voltooide dan de eerste twee, en door het mindere acteerwerk bij de Siegfried rol.

Zaterdag 2 juli 2016

Vandaag geen opera. Het weer was warm maar regenachtig. Om tien uur meldden we ons voor een tweede stadswandeling onder leiding van de aardige en goed vertellende Ute. De wandeling voerde langs plekken waar Wagner en andere musici zich ophielden en langs een onvoltooid beeld van Wagner aan de rand van de binnenstad met daarop taferelen van Siegfried met het zwaard, de drie nornen, – verleden, heden en toekomst voorstellend-, en een tafereel uit de Parsifal.

leipzig nornen 20160702_104444
Onvoltooid beeld van Wagner en zijn Ring met de drie Rijnmeisjes

We liepen verder naar een beeld van Mendelssohn Bartholdy die Johann Sebastiaan Bach weer onder de aandacht bracht en die het eerste standbeeld voor Bach in de stad oprichtte. Daarna bezochten we het museum gewijd aan Mendelssohn dat is gemaakt van zijn woonhuis. Het is aangenamer dan dat van Franz Liszt in Weimar.

We volgden om drie uur in de middag een orgelconcert van onder andere Bachmuziek in de Thomaskerk en kregen om vijf uur weer uitleg van Eveline over wat ons de komende dag in de vierde en laatste Ringopera, ´Götterdämmerung´, te wachten stond. Ze legde ons nog verschillende muzikale motieven uit, zoals het noodlotmotief dat in verband staat met de dood van Siegfried. Hij stierf door een dolksteek in de rug afkomstig van de zoon van Alberich, Hagen, die deze enige zwakke plek van Siegfried is te weten gekomen door een aanwijzing van de in verwarring gebrachte Brünnhilde.
Steeds meer begon ik me te realiseren hoe groot de overeenkomsten zijn tussen de Ring en de Apocalyps. Beide gaan over de strijd om de tot bewustzijn komende geest van de mens. Kan de nieuwe mens de weg terug naar de wereld van de geest vinden of wordt het goud dat hij heeft gekregen hem ontfutseld door de op bezit en macht gerichte krachten van Alberich en Hagen die hem naar de duistere onderwereld willen trekken?
Zoals bij Wotan, die afscheid moest nemen van Brünnhilde, word ik door Wagner uitgenodigd om nu stil te staan bij Brünnhilde, als de vanuit liefde naar de aardemens afgedaalde Walküre, die behalve het verlies van de omgang met haar vader, moet ervaren dat Siegmond en Sieglinde niet de stap terug naar de wereld van de goden kunnen maken en dat nu Siegfried eveneens iets ontbreekt om die weg te volbrengen. Het is Brünnhilde die toch de weg terug openhoudt voor de mens, door Siegfried met zich mee te nemen in het vuur dat haar terug lijkt te brengen naar Walhalla, terwijl de gouden ring, na te zijn gereinigd van de vloek van Alberich in het vuur en het water van de Rijn, weer terugkeert naar de drie Rijnmeisjes, de nornen, waarmee het verhaal begon.

Zondag 3 juli 2016

De laatste volle dag in Leipzig. Het was frisser nadat het had geregend. We wandelden om tien uur naar het splinternieuwe Museum voor Beeldende Kunst. Het viel op dat in de moderne kunst de duisternis van de tweede wereldoorlog nog steeds doorsijpelt. Een schilder heeft een zelfportret gemaakt met het brandende Dresden op de achtergrond. Ook hangt er een modern portret van een man die door een groene duivel op de rug gezeten wordt. Bij de ingang van de bovenste zaal staat een van leer gemaakte vrouwelijke buste waarbij op de moederlijke plekken van schouders, borsten en knieën scherpe metalen punten zijn aangebracht. En ik zag een tekening van een regiment soldaten met aan de horizon een gigantische liggende gestalte die de god van de oorlog moet zijn. Ook hing er een reeks portretten, die aan een soortgelijke maar grotere compilatie van Marlene Dumas deed denken, waarin de gezichten bijeen zijn genaaid om de verscheuring van de oorlog uit te beelden, naar ik aanneem. De oorlog is als een schaduw nog overal aanwezig.

Al om drie uur in de middag begon de uitvoering van Götterdämmerung die tot zeven uur ging duren. Nog meer dan ik me vooraf realiseerde werd nu het kwaad in ernstiger vorm zichtbaar. De vuurgod Loge, ofwel Lucifer, laat zich niet meer op het toneel zien, maar Alberich kruipt door de bodem omhoog op het aardoppervlak waar zijn zoon Hagen nu de scepter zwaait. Het blijkt dat Hagen nog een graad erger met het kwaad is verbonden dan Alberich. Loopt Alberich rond met een brilletje en in een regenjas, zijn gewiekste zoon Hagen draagt parmantig een jas die hoort bij een Obersturmführer, met een pistool in de holster aan zijn riem. Hij regisseert een levensecht regiment soldaten, en alle andere deelnemers, met als enig doel om tenslotte de ring die aan Brünnhildes vinger is geschoven niet terug te geven aan Alberich maar deze zelf te houden. Siegfried had de ring aan Brünhilde gegeven als teken van zijn trouw aan haar en zij had Siegfried haar uit het Walhalla afkomstige paard geschonken. Maar doordat Hagen Siegfried een vergeteldrank laat drinken is hij zijn herkomst en verbinding met Brünnhilde vergeten. Hagen overtreft zijn vader in het kwaad en daarmee wordt voor de ingevoerde kijker duidelijk dat we hier niet met de zoon van het kwade te maken hebben maar met de veroorzaker van het kwade zelf, die als laatste tevoorschijn komt.
In het laatste bedrijf waren we getuige van Siegfrieds dood door Hagen. Siegfried is nog kwetsbaar op één plek, de plaats tussen zijn schouderbladen. Waar duidt dat op? Rudolf Steiner heeft erop gewezen dat de schouderbladen de plek zijn waar Christus het kruis droeg. De komst van Christus is nog nodig, de ontmoeting van de Christusimpuls uit Zuid-Europa met het bewustzijn van de Noorse mythologie, om de mens zover te brengen dat het kwaad van de Alberichs en Hagens hem niet meer kan raken en hij de weg terug naar de wereld van het licht, van het levende goud, kan gaan. Dan is de werking van de vergeteldrank opgeheven en kan de mens zich ook tijdens zijn aardeleven bewust gaan worden van de wereld van de goden.
In dit laatste deel van de opera was de stemming onheilspellend en de muziek af en toe heel hard en overweldigend. Wie deze opera gezien heeft snakt naar een lichtender vervolg. De vraag is of de mens daarvoor de gelegenheid krijgt. Die kans heeft Wagner wel aangeduid, maar heel omfloerst. Eigenlijk wordt dit pas uitgewerkt in zijn Parsifal opera. Maar hier heeft hij er in bedekte termen op gezinspeeld door de oorzaak van Siegfrieds dood en de terugkeer van de ring aan het slot naar de Rijnmeisjes.

De vragen

Tot slot kom ik terug op de aan het begin gestelde drie vragen.
Waar komt die titel van de operaserie vandaan? ‘Der Ring des Nibelungen’ blijkt te verwijzen naar de Noorse mythologie die nauw verwant is met de Germaanse sagen. Ook de namen van personages als Wotan, Siegfried en Brünnhilde wijzen hierop. Het woord ‘Nibelungen’ geeft nog een verdere aanwijzing naar de herkomst van deze sagen. Het land van de nevel is een aanduiding voor een periode in de evolutie die voor de tijd ligt waarover wetenschappelijk onderzoek van de menselijke culturen uitspraken kan doen. Het land van de nevels verwijst naar het volgens bepaalde overleveringen ondergegane Atlantis, dat gelegen moet hebben rondom de huidige Azoren tot aan Ierland en dat onder het water van de Atlantische Oceaan zou zijn verdwenen rond 10.000 voor Christus. Het Bijbelse verhaal van de zondvloed verwijst hier ook naar. Een kenmerk van de Atlantische tijd is dat de lucht altijd bezwangerd was van nevels en dat de mensen die daar leefden niet zoals wij de zon konden zien. De zon was altijd omfloerst totdat de lucht openbrak en voor het eerst ook het verschijnsel van de regenboog zich ging voordoen. De regenboog geeft daardoor een symbolische verbinding met de oude neveltijd. De Atlantiërs hadden meer een helderziend bewustzijn dan een wakker dagbewustzijn zoals wij. Zij waren daarom ook meer dan wij in staat om geestelijke wezens, die we met goden kunnen aanduiden, waar te nemen. Naarmate de nevels oplosten en hun dagbewustzijn sterker werd, verdween de omgang van de mensen met de godenwereld, resulterend in een ´Götterdämmerung´. Tegelijk krijgt de mens meer zelfbewustzijn, de vrijheid om zelf te denken en zich los te maken van de groep van de stam of de familie. De grote reis van de individualisering, en het avontuur voor de goden of deze mens wel de liefde zal vinden die hen later terug kan leiden naar de wereld van het licht, het nog levende goud, neemt een aanvang. De operaserie wil dus de oude voorgeschiedenis van de mens dichterbij brengen voor het grote publiek in de huidige tijd. Daarnaast is er het thema van de ring waarmee macht kan worden uitgeoefend. Gebruikt de mens zijn geestelijke vermogens om over anderen te heersen of als licht waarmee hij de anderen vanuit liefde kan verheffen? Deze morele vraag is alles bepalend, maar nog onbeslist aan het einde van de opera. De ring is weliswaar schoongewassen en ontdaan van zijn vloek, maar de nieuwe mens is dan nog niet opgestaan.
De tweede vraag luidde: Wie was Richard Wagner eigenlijk? Wagner (1813-1883) was vooral een muziekvernieuwer, maar was ook politiek actief, wat hem in de problemen bracht. Ook had hij voortdurend schulden. Na zijn participatie bij een mislukt oproer in mei 1849 in het kader van een grotere beweging om de Duitse vorstendommen samen te voegen en om te vormen tot een Duitse assemblee onder een koning op basis van een constitutie en verkiezingen van een parlement, moest Wagner uit Dresden vluchten naar Zürich waar hij negen jaar verbleef. In deze periode kwamen de eerste delen van de Ring tot stand. Hij werd sterk beïnvloed door Arthur Schopenhauer die de muziek boven het drama stelde, terwijl dit voordien andersom werd gezien. Hier genoot hij gastvrijheid bij Otto Wesendonck, zijdehandelaar, en zijn jonge vrouw Mathilde, die dichteres was. Wagner kreeg een verhouding met de mooie Mathilde en toen dit in 1858 werd ontdekt door zijn vrouw Minna leidde dit tot het einde van hun huwelijk. Wagner reisde naar Venetië en later Parijs tot zijn verbod om in Duitsland te verblijven in 1862 werd opgeheven. In 1864 nam zijn lot een dramatische gunstige wending nadat koning Ludwig II de troon van Beieren besteeg en hij Wagner naar München liet komen. De koning betaalde zijn schulden af en gaf hem opdracht om zijn opera’s op te voeren. De dirigent van de als eerste op te voeren opera was Hans von Bülow, wiens vrouw Cosima, dochter van Franz Liszt, in april 1865 een dochter het levenslicht deed zien. Deze dochter was echter niet van de dirigent maar van de 24 jaar oudere Wagner. Het schandaal dat hierdoor ontstond maakte dat koning Ludwig zich genoodzaakt zag Wagner uit München te laten vertrekken. Hij regelde voor het paar een villa bij het Meer van Luzern in Zwitserland. Nadat zij nog twee kinderen kregen vond hun huwelijk plaats in 1870. In 1871 verhuisde het paar naar Bayreuth waar Wagner een stuk land ter beschikking kreeg om zijn ideaal van een eigen operahuis te verwezenlijken. In 1876 was het Festspielhaus eindelijk gereed en werden hier voor het eerst Das Rheingold en de andere Ring opera’s opgevoerd. Daarna begon Wagner te werken aan zijn laatste opera ‘Parsifal’, die een opmerkelijk christelijk karakter meekreeg en als het nog ontbrekende sluitstuk van de Ring opera’s kan worden gezien. Toen ‘Parsifal’ in 1882 werd opgevoerd was Wagner ernstig ziek. In 1883 stierf hij tijdens een wintervakantie in Italië aan een hartaanval.
Tot in zijn laatste jaren schreef Wagner polemische stukken met een antisemitisch karakter, zoals ‘Das Judentum in der Musik’ (1850). Zijn antisemitisme zou volgens bijvoorbeeld Jonathan Carr in de hand gewerkt zijn door de schulden die hij voortdurend bij Joodse bankiers had uitstaan. Anderzijds had hij contacten met bijvoorbeeld de populaire Joodse operacomponist Giacomo Meyerbeer en had hij meerdere Joodse muzikale vrienden. Cosima was meer een jodenhaatster zoals later bleek uit haar dagboeken. Zij was het die, na Wagners dood, hem presenteerde op een manier die kon worden gebruikt door de latere ‘Blut und Boden’-aanhangers. Door deze ontwikkelingen ligt er een smet op het werk van de geniale Wagner.
Daarmee belanden we bij de derde vraag: Welke rol heeft deze reeks opera’s in de geschiedenis gespeeld? Die rol is sterk gekleurd door het enthousiasme waarmee Hitler en zijn trawanten, en met name Himmler, de opera’s van Wagner hebben omarmd. Hitler bezocht sinds 1923 regelmatig Beyreuth om de voorstellingen te bewonderen. Hij heeft bijvoorbeeld de Ring tientallen malen gezien. De Nazi’s hebben Wagner waar het hen uitkwam geciteerd in hun propaganda en hebben zijn muziek vaak bij Nazibijeenkomsten gepeeld. Hitler dwong zijn staf om naar de lange opera’s te luisteren. Door deze toe-eigening van zijn werk door de Nazi’s is Wagner’s erfenis beladen met een zwart randje.
Rudolf Steiner ziet Wagner als een groot kunstenaar die getracht heeft vanuit de Noorse mythen in de Ring de samenhangen van de wereld tot aan de komst van het Christendom voor de moderne tijd duidelijk te maken en de mens een alternatief voor te houden voor het zijn van een uitzichtloze fabrieksarbeider.

Literatuur

Er is een rijke literatuur over Wagner’s Ring verschenen. Toch durf ik te stellen dat de Ring niet naar waarde geschat kan worden zonder de esoterische wijsheid als ingang te gebruiken om deze te duiden. Wie daarin is geïnteresseerd kan ik onder meer de volgende literatuur aanbevelen:
-A. Anderson, The tragic crisis for Wotan in Wagner’s ‘Der Ring des Nibelungen’, what is its cause and final resolution?, zie www.rudolfsteinerstudies.com;
-R. Steiner, 21 oktober 1904, Die Siegfried-Sage, Dornach: Rudolf Steiner Nachlass Verwaltigung, GA 92, 82-92 (1936)
-R. Steiner, 28 maart, 5 en 12 mei 1905, Richard Wagner im Lichte der Geisteswissenschaft, GA 92, 93-130 (1936)

Maandag 11 juli 2016

Duurzaamheid 13: Brexit toont het einde van het primaat van de economie

Met de Brexit schudt niet alleen de EU op haar grondvesten, maar wordt een diepe scheur zichtbaar in het oude vooruitgangsgeloof dat economische groei alle andere kwesties in belang overschaduwt. Het imperialisme van de groeifilosofie heeft sinds de Tweede Wereldoorlog de mondiale elite van economen vleugels gegeven en door hun bevoorrechte positie in de wereld instituties zoals de Wereld Bank, het IMF, de OECD, het World Economic Forum, etc. heeft dit denken ruim een halve eeuw de toon kunnen aangeven.

brexit

Dertig jaar geleden de eerste signalen

Met het VN Brundtland rapport ‘Our Common Future’ uit 1987 werd een eerste deuk in het economisch vooruitgangsdenken aangebracht. Niet alle economische groei is goed, althans niet voor alle mensen die het raakt en zeker niet voor de aarde. John Cobb Jr. en Herman Daly, de laatste als econoom werkzaam bij de Wereld Bank, publiceerden in 1989 hun boek ‘For the Common Good: Redirecting the Economy toward Community, the Environment, and a Sustainable Future (Boston: Beacon Press)’. Hierin lieten zij zien dat de maatstaf voor economische groei (het Bruto National Product) eenzijdig wordt vastgesteld omdat de schadelijke effecten van de groei niet in mindering worden gebracht op het resultaat (het opruimen van vervuiling wordt zelfs als economische productie meegeteld) en dat welvaart niet automatisch over de hele gemeenschap wordt gedistribueerd.

De groei-euforie kan alleen bestaan door niet onder het tapijt te kijken

De leidende politici en het grote bedrijfsleven waren echter al decennia voorstanders van het wegnemen van grenzen voor groei, en bleven globalisering en het wegnemen van grenzen voor handel, personen- en goederen verkeer met kracht nastreven. Dit denken vormde ook de ruggengraat van de Europese Economische Gemeenschappen en de daaruit voortgekomen zich almaar uitbreidende EU en de in een volgende golf van vooruitgangsgeloof tot stand gebrachte Euro.
Niet voldoende werd onderkend dat de zegeningen van de grotere economie alleen ten goede komen aan een toplaag in de samenleving die zich als mondiale burgers kunnen gedragen en dat lokale, minder mobiele bevolkingsgroepen niet aangesloten zijn op deze geglobaliseerde economie. Men kijkt door het eenzijdige karakter van de indicatoren als het ware weg van wat er in de werkelijkheid gebeurt. Deze schaduwkant verbleekte vooralsnog tegenover het succes van de val van de Berlijnse muur in 1989 en dat van de opkomende economieën in bijvoorbeeld Brazilië, China, India, Indonesië en Maleisië.

Het einde van de globaliseringsgolf

Maar dan wordt op 11 september 2001 de wereld geschokt door de aanslagen op o.a. het World Trade Centre in New York. Al de volgende dag constateren sommige economen dat dit het einde betekent van de globalisering. Grensbewakingen worden verscherpt, openheid en vertrouwen worden ingewisseld voor wantrouwen, een mondiale ‘war on terror’ vangt aan.

brexit 9 11

Al snel daarna blijkt een andere kwetsbaarheid van een geglobaliseerde economie. Als de Lehman Brothers Bank door onverantwoorde kredietverlening omvalt en de schokgolf wereldwijd de banken en verzekeraars meetrekt, is het crisis. Netwerken hebben grote voordelen maar die kunnen bij een gevaar omslaan in grote risico’s. Een oude leermeester, de microbioloog C.O. Schaeffer, legde me over een simpeler netwerk, de openbare waterleiding, eens uit: ‘een goede centrale watervoorziening is een zegen, maar een slechte is een vloek’. Dan wordt een ziekteverwekkende bacterie aan alle gebruikers in de stad toegediend. Dat gebeurde hier op financieel gebied. Door deze crisis viel de bankier van zijn troon en daarmee de overheid die deze banksector al die tijd de hand boven het hoofd had gehouden en hen de licentie gaf om zo te handelen. Met de morele val van de bankier viel in belangrijke mate ook de nationale overheid. Wat kon de burger nog geloven als de overheid beweerde dat iets goed voor hem of haar was? Was de overheid zelf wel goed geïnformeerd en had die wel het belang van de gewone burgers op het oog of alleen van de tot nu toe aan de macht zijnde elite?

brexit lehman

Brussel is de spiegel van onszelf

Binnen de EU is er in deze periode al lange tijd onvrede over het Europese project dat immers ook merendeels op economische groei is gericht. Open grenzen is goed voor de economie, dat geeft goedkope arbeidskrachten de gelegenheid om bij de best presterende bedrijven te werken zodat Europa op de wereldmarkt kan blijven concurreren, bijvoorbeeld met Aziatische landen. Of deze goedkope arbeidskrachten kunnen in de bouw, de zorg en de logistiek zorgen voor lage arbeidslasten voor de bedrijven. En de bestaande bevolking moet zich dan maar bijscholen en in andere bedrijfstakken werk zien te vinden. Als dat door de economische crisis niet zomaar meer lukt, neemt de onvrede over de vrije toegang van Polen en Bulgaren tot werk in eigen land snel toe. De bevolking ervaart dit als de schuld van Brussel, maar eigenlijk moeten we zeggen dat dit de schuld is van het dominante denken dat economische groei uiteindelijk alles zal oplossen. Dat denken heeft Brussel gekaapt, maar Brussel kan ook anders gaan denken, want Brussel is de spiegel van onszelf.

Het einde van de territoriaal groeiende EU

Tot nu toe groeide de EU elke paar jaar met een of meer lidstaten. De laatste tijd waren het niet de sterkste landen die erbij kwamen. Hun inwoners trokken naar het midden, noorden en westen van de EU om werk en betere omstandigheden te vinden. Dat gaf toenemende spanningen, het meest in een land als Brittannië dat al een vorm van EU-lidmaatschap had dat aaneenhing van uitzonderingen en speciale regelingen. Maar door de vluchtelingencrisis en het onvermogen van lidstaten om die toestroom snel te reguleren zijn de centrifugale krachten enorm aangezwengeld. Na de Polen, Bulgaren en Roemenen, die volgden op de Turken en Marokkanen, en in Engeland de Indiërs, is er grotere weerstand ontstaan om nog meer vreemdelingen toe te laten. Dit vooruitzicht werd voor een grote groep door de crisis al geraakte burgers een stap te ver. Dat het tij keert, wordt het eerst zichtbaar in een land dat toch al voortdurend op de wip heeft gezeten, het Verenigd Koninkrijk.

Alleen een op duurzaamheid gerichte EU kan overleven

Wil de EU overleven dan zal het bewustzijn moeten indalen dat de EU geen toekomst heeft als men zich alleen op de economische ontwikkeling blijft concentreren. Dat argument heeft de Britten er niet van weerhouden om voor de Brexit te stemmen. Die moed is te prijzen. Met dezelfde moed zal nu gewerkt moeten worden aan een vernieuwde EU, een werkelijk duurzame EU, waarin de sociale zekerheid van haar inwoners een hogere prioriteit krijgt dan tot nu toe.

25 juni 2016

Duurzaamheid 12: Maatschappelijke transities en ons ik

De Bildung Academie

Op 2 juni 2016 gaf ik een gastcollege bij een leuke groep studenten die deelnemen aan de in Amsterdam opgezette Bildung Academie (http://debildungacademie.nl/). De Bildung Academie is een aanvullend academisch platform dat ‘invulling geeft aan datgene waar bestaande universiteiten niet aan toekomen: gericht aandacht geven aan persoonlijke ontplooiing van de student en aan de bevordering van zijn maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef’. Zij gaan dieper in op thema’s zoals energie, geld, overtuigingskracht, kunst, identiteit, religie en spiritualiteit. Mijn collegemiddag had als thema ´Duurzaamheid als houding?´ De middag startte ermee dat twee studenten mij interviewden over mijn publicaties en wie ik als persoon eigenlijk was.

bildung akademie

Beleving van transitie voorbeelden

Daarna hield ik mijn college en vervolgens gingen we al discussiërend dieper in op vragen zoals wat er nu eigenlijk gebeurt bij een maatschappelijke transitie. Deze groep verdiepte zich namelijk in de energietransitie. Ik had zelf het volgende lijstje met transities die mij van belang leken voorbereid:
• Eerste vaccinatie (tegen pokken) 1718
• Eerste spoorlijn (A’dam-Haarlem)1839
• Eerste waterleiding (Haarlem –A’dam)1853
• Eerste elektriciteitscentrale in Nederland (Kinderdijk)1863
• Oprichting Verenigde Naties 1945
• Eerste atoombom op Hiroshima 1945
• Oprichting Europese Gemeenschappen Kolen en Staal 1951
• Start nationale distributie aardgas 1959
• Eerste mens op de Maan 1969
• Nederlandse aanpak rioolwaterzuivering 1970
• Eerste mobiele consumenten telefoon 1983
• Val van de Berlijnse muur 1989
• Start worldwideweb 1991
• Earth Summit Rio de Janeiro 1992
• EU verdrag van Maastricht 1992 (o.a. invoering Euro)
• VN Klimaatverdrag van Parijs 2015 (o.a. opwarming tot 1.5 graden Celsius beperken)

Maar ik liet dit lijstje nog niet zien en vroeg wat zij als de belangrijkste transities in de maatschappij zagen. Op zo’n moment realiseer je je het verschil in leeftijd en beleving. Want dingen die mij als belangrijk voor ogen stonden waren geheel buiten hun ervaringswereld. Tijdens de adembenemende landing van de eerste mens op de Maan of de val van de Berlijnse Muur waren ze nog niet geboren! Zij kwamen met een ander lijstje, waaronder:

• De eerste i-Phone
• Internet
• Zwarte Piet discussie
• Tinder
• Drones
• Zelfrijdende auto’s

Er overlapten maar enkele onderwerpen. Het laat zien dat wat op een bepaald moment in de geschiedenis een transitie was, later voor lief wordt genomen. We kunnen maar moeilijk zien wat er eigenlijk gebeurt als je de maatschappelijke ontwikkelingen in een groter tijdsperspectief zou plaatsen. We hebben maar beperkt overzicht. Wat is de mega-transitie van de afgelopen decennia, de afgelopen eeuwen, de afgelopen millennia?

Ik realiseerde me dat generaties die uitsterven hun ervaringswereld meenemen, waarmee die voor goed zou uitdoven als er geen bibliotheken waren, net zo goed als de ervaringswereld van de huidige jonge generatie maar nauwelijks nog beleefd kan worden door de oudere generatie. Hun geheugen zit al zo vol met de eigen ervaringen en er zijn steeds minder andere mensen waarmee die kan worden gememoreerd. De beleving van transities golft uit ons bewustzijn met het uitsterven van generaties en wordt vervangen door de belevingen van aanstormende nieuwe generaties die met een schone lei beginnen. Dat helpt niet om de grote transities te doorgronden.

Denken over transities in Nederland

In ons land is het denken over transities beïnvloed door mijn collega Jan Rotmans, zoals verwoord in bijvoorbeeld ‘Transities & transitiemanagement: Oorsprong, status en toekomst’, van Loorbach en Rotmans, Rotterdam: Drift, 2012; en ‘In het oog van de or¬kaan’, Rotmans, Boxtel: Aeneas, 2012. Twee decennia eerder kwam al de Commissie Lange Termijn Milieubeleid (CLTM) onder leiding van Nico Nelissen met het concept van noodzakelijke ‘trendbreuken’ om een duurzame toekomst van Nederland mogelijk te maken (Het Milieu: denkbeelden voor de 21ste eeuw, CLTM, Zeist: Kerckebosch, 1990). Bewust of onbewust is het werk van Rotmans hier een verlengstuk van. Zijn transitiekunde vond zijn oorsprong in de technologische transities die voor het milieu nodig waren en verbreedde hij later naar het thema duurzaamheid om vervolgens uit te waaieren naar elke maatschappelijke transitie, inclusief die van voeding en gezondheidszorg. Hij laat zien dat er bij transities eerst een bewustwordingsfase is, een kleine groep vernieuwers die een nieuwe technologie of handelwijze praktiseren en propageren. Vervolgens groeit wat eerst een te verwaarlozen groepje modernen was uit waardoor een kantelpunt in bewustzijn wordt bereikt en plotseling een meerderheid ontstaat die oude drempels voor de vernieuwing in één golfbeweging slecht. Daarmee is de transitie naar een nieuw maatschappelijk gebruik een feit. De samenleving lijkt op dat moment ook vergeten dat er veel tegenstanders waren, de transitie is het nieuwe vanzelfsprekende, de nieuwe norm. We vinden het natuurlijk dat er veilig en altijd oproepbaar leidingwater in onze huizen is, dat we televisie hebben, een werkende mobiele telefoon, recht op betaalbare gezondheidszorg, ouderenzorg, jeugdzorg. Natuurlijk hebben vrouwen gelijke rechten als mannen, etc. Inderdaad, maar dat was niet altijd zo. Daarvoor waren transities nodig, daarvoor moesten kantelaars aan het werk en kantelpunten worden genomen, in Rotmans terminologie. Verandermanagement bestond natuurlijk al langer in de bedrijfskunde, met een analyse van de ‘early adapters’ en de ‘late resisters’ en met raadgevingen hoe met hen in je bedrijf om te gaan bij het doorvoeren van een grote verandering. Toch heeft de transitie ook iets magisch. Ik bedoel daarmee het moment dat het geloof in de vooruitgang, die de nieuwe ontwikkeling brengt, overslaat op een veel grotere groep dan daarvoor. Wat eerst nog wordt betwijfeld, wordt ineens vanzelfsprekend. Er lijkt een resonantie effect op te treden, zoals de snaar op de ene viool gaat meetrillen met een aangestreken snaar op een andere viool. Een muziekstuk lijkt zich over een ieder uit te gieten en je trilt mee of je wilt of niet. Er is zoiets als een groepseffect bij betrokken. Er wordt een nieuw lied ingezet en al snel zingt iedereen dat mee.

De geboorte van het menselijk Ik is de mega-transitie van de afgelopen millennia

Maar ik wilde met de studenten niet uitgebreid bij het transitieproces zelf stilstaan, maar een stap maken die de transities, die elkaar steeds sneller lijken op te volgen, in een voor hen nieuw daglicht zou plaatsen. Ik probeerde hen er bewust van te maken dat ze over iets unieks beschikken en om na te gaan hoe dat door de transities wordt beïnvloed. Ik zei: ‘het goud waarover jullie beschikken is jullie Ik, jullie zelfbewustzijn. En je moet er goed op leren letten wat een transitie met je Ik doet’. Het geboren worden van het menselijke Ik is immers de mega-transitie van de afgelopen millennia!

Twee soorten transities

Heel veel van de genoemde transities hebben een technisch karakter. Ze veraangenamen of vergemakkelijken het leven, maar wat betekenen ze voor ons Ik? De mens had vroeger nog niet zo’n zelfbewustzijn. We behoorden tot onze stam, tot onze familie, tot ons gilde, tot ons land, tot ons taalgebied, tot ons geloof. Dat ik is zich gaan manifesteren aan het begin van onze jaartelling wanneer bijvoorbeeld in Rome de burgerrechten algemeen worden ingevoerd. Het neemt in onze dagen een grote vlucht door de individualisering, waarbij publieke sociale vangnetten het ook mogelijk maken om niet meer afhankelijk van je familie te zijn als je bijvoorbeeld weinig inkomsten hebt of ziek wordt. Maar het ik staat ook bloot aan gevaren. Het persoonlijke ik kan zich verheffen tot een universeel ik, een ik dat niet alleen oog heeft voor het eigen belang maar ook voor dat van anderen. Maar het ik kan ook terugvallen in het eerdere groepsbewustzijn waar het uit is voortgekomen. Hoe universeler de waarden die het persoonlijke ik hanteert hoe meer duurzaam de houding van zo’n persoon of organisatie is te noemen. Hoe omvattender het bewustzijn van de mens, hoe verder deze zich als zelfbewust ik heeft ontwikkeld. En mijn vraag was nu hoe de transities in verband staan met deze houdingen waarmee het handelende ik zich uitdrukt. Staan de transities in verband met een sterker en wakkerder ik of juist niet? Vanuit deze vraag kwamen we ertoe de transities wat beter onder de loep te nemen. We zagen dat er eigenlijk twee soorten transities zijn: technische en morele.

Technische transities werken op het ik

De meeste transities behoorden tot de technische. Zij veraangenamen ons leven en nemen ons werk uit handen. Daar is niets mis mee, maar er lijkt toch een gevaar in te schuilen. Veel technologische transities nemen ons iets uit handen waarvoor we eerder met onze aandacht, ons ik, een prestatie moesten leveren. Om paard te rijden moesten we wakker sturen, in de zelfrijdende auto kunnen we in slaap vallen. Een aantal studenten zag daar geen bezwaar in. Er hoeft ook geen bezwaar te zijn, als we ondanks de techniek ons wakkere ik blijven gebruiken. Maar het wordt anders als ons ik wordt overgenomen door de machines en hun eigen wetmatigheden. Want aan de lopende band wordt de mens ont-ikt, in de bureaucratie wordt het vuur van het ik gedoofd, en wie elke vijf minuten zijn berichten checkt is zijn vrije ik aan het kwijtraken. Dat is het ergste dat ons kan overkomen. Want het wakkere ik dat zich in dienst stelt van het universele belang is de verdere evolutieweg die we kunnen gaan. Zonder dat ik, zonder die groeipotentie naar groter bewustzijn, vallen we terug in een fase waar we juist twee millennia geleden uit zijn gekomen.

Morele transities komen voort uit het ik

De andere soort transities, de morele, zijn van een heel andere aard. We vatten daaronder transities zoals de oprichting van de Verenigde Naties, het Klimaatverdrag van Parijs, maar ook de Zwarte Piet discussie. Deze transities komen niet uit de technologische vernieuwing voort maar uit de groei van ons bewustzijn. Zij zijn juist uitingen van ons handelende ik dat een stap maakt naar een omvattender perspectief, naar een hogere duurzaamheidshouding.

Door onze dialoog werd onze blik op het transitieproces verrijkt. Zonder een groeiend bewustzijn en wakker ik is het maar de vraag of een technologische transitie zo zegenrijk is als we denken.

Donderdag 2 juni 2016

Jheronimus Bosch op zijn laatste dag

Wie de veel bejubelde tentoonstelling over Jheronimus Bosch’ bijna volledige werk (ca. 60 schilderijen en tekeningen), in ’s-Hertogenbosch heeft bezocht, kan niet aan de indruk ontsnappen dat we met een weliswaar rond 1500 levend maar in zijn denken modern mens te maken hebben. Hij is een zelfbewust observeerder, getuige de vele minizelfportretjes die hij in zijn taferelen heeft opgenomen, kritisch op zijn omgeving, moedig in het tegen het licht houden van religieuze vanzelfsprekendheden, en op zoek naar de waarheid, daarbij de kijker wel een vraag voorleggend, echter zonder een antwoord op te dringen.

Een licht gevoel van opwinding

Het is vandaag 8 mei 2016, de laatste dag dat de tentoonstelling bezichtigd kan worden. Mijn tijdslot ligt tussen 5 en 6 uur op deze zondagmorgen. Als ik om 4 uur van huis vertrek is het nog nacht. De wegen zijn verlaten. Op de snelweg van Utrecht naar Den Bosch vraag ik me af waarom ik in vredesnaam deze reis ben begonnen. Wat heb ik er te zoeken? Ik ken het schilderij dat ik graag wil zien allang. Waarom ervaar ik dan toch een licht gevoel van opwinding, alsof ik naar een belangrijke gebeurtenis ga? Wat is er in staat om mij in het holst van de nacht van mijn bed te lichten? Misschien wel de vraag om te ontdekken wat deze man heeft gedreven, van waaruit hij zijn schilderijen maakte, wat de magie is waardoor zelfs in de nachtelijke ochtenduren nog drommen mensen in de rij willen staan. Ik bemerk opeens een licht aan mijn linkerkant, anders dan de oranje lichtvlaktes die voor me bij kruispunten opdoemen. Ah, de zon begint al op te komen met een majestueuze blauwe gloed aan de horizon. Half vijf licht de ochtend op, daar in de verte, want hier is het licht nog niet aangekomen. Rond vijf uur ben ik bij het museum. Op straat wankelt een laatste kroegenganger naar zijn bed. Een Boschachtig fantasiewezen heet de bezoekers bij de ingang van het Noordbrabants Museum welkom.

bosch 8 mei

Zoals vaak gebeurt het belangrijkste aan het begin, maar ik heb het niet door. De tentoonstelling ‘Jheronimus Bosch – visioenen van een genie’ is thematisch geordend rondom zijn belangrijkste schilderijen. Meteen links in de eerste zaal kijken we in de spiegel naar ons zelf, ‘het Narrenschip’ en dan ‘de Landloper’. De headset legt uit dat Bosch de eerste schilder is die zich in zijn schilderijen niet beperkt tot God of een Bijbeltafereel, maar zich richt op de mens zelf, de alledaagse mens, zoals afgebeeld in ‘het Narrenschip’ en ‘de Landloper’. Zijn kunst gaat minder over de beleving van de godsdienst, maar over het lot van de mens. Hij verandert het perspectief en daarin is hij een modern kunstenaar. Maar hij leeft aan het eind van de middeleeuwen die doordrenkt zijn geweest van de religieuze kunst en hij is net lid geworden van de Lieve Vrouwe of Zwanen Broederschap, waarin de verering van Maria centraal staat. En dan is de headset toch een slechte raadsvrouwe, want met de oppervlakkige toelichtingen kan ik me niet tevreden stellen. Ik wil eigenlijk weten hoe sterk de Zwanenbroederschap zijn denken heeft beïnvloed, wat de oorsprong is van zijn nog steeds tot de fantasie sprekende beelden.

Had Bosch zelf geestelijke ervaringen?

Was Bosch op de hoogte van inzichten van het esoterische christendom, had hij misschien zelf geestelijke ervaringen? Lag in zijn vermogen om meer te zien dan het fysieke oog vermag de bron voor zijn taferelen? Zag hij naast wat de mensen pretendeerden ook hun ware bedoelingen en heeft hij juist die afgebeeld? Wist hij uit eigen waarneming wat er met een mensenziel gebeurt na het sterven? In dat verband was frappant de afbeelding van de tunnel-naar-het-licht ervaring die aan het slot van de tentoonstelling rond het thema ‘het Hiernamaals’ is gepresenteerd. De headset weet te vertellen dat Bosch ook in dit opzicht de eerste is die dit afbeeldt en daarmee de mensen uit zijn tijd het inzicht geeft wat er na de dood kan gebeuren. Een merkwaardige uitleg, want Bosch heeft naar je mag aannemen zelf niet een bijna-dood-ervaring gehad. Hij zou het eerder van mensen waarbij hij aan het sterfbed heeft gezeten kunnen hebben gehoord. Of misschien kon hij het zelf helderziend waarnemen, net zoals de beelden van de mensen die als zielen na hun dood op aarde blijven ronddolen. Of waren het slechts verhalen die in die tijd veelvuldig de ronde deden?

Johannes de Doper

Dat er mogelijk meer achter zijn afbeeldingen schuil lijkt te gaan, leid ik af uit het belangrijkste werk waarvoor ik eigenlijk ben gekomen. Dat is ‘Johannes op Patmos’. Ik loop na de zaal gewijd aan ‘het Narrenschip’ en ‘de Landloper’ door in een ruimte waar ik ‘de Hooiwagen’ herken. Rechts van me hangen ook afbeeldingen, maar met een hoger nummer en ik neem aan dat ik hier op de terugweg langs zal komen. Tot ik even later bemerk dat de zalen verder lopen. Omdat Bosch niet zo heel veel werken heeft gemaakt loop ik de kans dingen over te slaan. Daarom vraag ik een bewaakster hoe je als bezoeker geacht wordt te lopen. Inderdaad moet je zowel rechts als links in iedere zaal kijken. Ik loop terug, en via ‘de Dood en de vrek’ kom ik, ja inderdaad, bij ‘Johannes op Patmos’. Ik was er zomaar aan voorbij gegaan! En dan komt voor mij de belangrijkste ontdekking, dat ‘Johannes op Patmos’ onderdeel heeft uitgemaakt van een groot altaarstuk van de Lieve Vrouwe Broederschap in de St. Janskerk met meerdere onderdelen waaronder een drieluik. De binnenkant van het rechterpaneel is de afbeelding van Johannes op Patmos. Het geopende linkerpaneel stelt Johannes de Doper voor, gehuld in een mantel met dezelfde roze achtige kleur als die van Johannes de schrijver van de Apocalyps!

johannes de doper van Bosch

Het paneel met Johannes de Doper is deels beschadigd doordat er aan de onderkant een stuk van is afgezaagd en de oorspronkelijke afbeelding op de achterkant is verdwenen. De achterkant van het schilderij met Johannes op Patmos is nog wel bewaard gebleven. Het was bijna dagelijks te zien als de luiken dicht waren, en toont de heuvel Golgotha en in het centrum op een berg de pelikaan die zijn jongen voedt met zijn eigen bloed en die zijn nest boven het vuur heeft gebouwd. Daarmee zijn de vier heilige vogels waarvan de zwanenbroeders kennis hadden compleet: de raaf, de pauw, de zwaan en de pelikaan, die voor de hoogste inwijdingstap staat, waarbij de intuïtie wordt verkregen. Wat het meest onbetekenend wordt gepresenteerd, blijkt voor de ingewijde het hoogste te zijn!

bosch achterzijde met pelikaan

En als we dan weten dat Johannes de Doper, na zijn onthoofding door koning Herodus, de inspirator werd van de twaalf discipelen en voortleefde als de eerste ingewijde door Christus in de uit de dood opgewekte apostel Johannes, dan is het toch erg interessant dat juist deze Johannes op het paneel tegenover dat met Johannes op Patmos is afgebeeld. Wist Bosch hiervan of was het een algemeen gebruik onder de zwanenbroeders? In de begeleidende tekst van het museum lees ik dat het altaarstuk in beide panelen van de Johannessen de essentiële devoties in zich verenigde van de Onze Lieve Vrouwe Broederschap: Maria afgebeeld in de zon en Johannes, de patroon van de Bossche St. Janskerk. Is waar, maar is het de hele waarheid? Zoals altijd eindigt bij Jheronimus Bosch een overpeinzing over een vraag met een nieuwe vraag. Dat is denk ik de magie van deze schilder die de belangstelling voor zijn werk zo levend houdt.

Als ik weer buiten sta schijnt de zon volop. De nachtelijke monsters zijn verdreven. Het wordt een prachtige warme lentedag.

Zondag 8 mei 2016

Op naar ‘s-Hertogenbosch: Jheronimus Bosch’ Johannes op Patmos

De laatste kans

Bijna is de Jheronimus Bosch tentoonstelling in ’s-Hertogenbosch afgelopen. Op de valreep heb ik nog een kaartje gekocht voor de laatste dag, om preciezer te zijn, voor zondagnacht 8 mei 2016 om 5.00 uur. Ik heb eigenlijk een afkeer van het gaan naar evenementen waar iedereen zich op stort. Maar wat me bij deze tentoonstelling toch heeft overgehaald is mijn belangstelling voor de Apocalyps van Johannes en het schilderij dat Jheronimus Bosch over dit in zijn tijd zeer populaire thema heeft gemaakt. De Apocalyps, de Openbaring van Johannes, het laatste boek van de bijbel, was rond het jaar 1500 populair omdat er in Europa een gevoel van naderende wereldondergang leefde, onder meer aangewakkerd door het cijfer 1500 , maar ook door sinds de 14de eeuw in Europa weer oplaaiende desastreuze pestepidemieën en de overgang van de Middeleeuwen naar een nieuw tijdperk. In ieder geval hebben we aan de vrees voor een magische wereldgebeurtenis aan het einde van de Middeleeuwen diverse kunstwerken overgehouden, waaronder dit mooie doek van Bosch over Johannes op Patmos.

bosch johannes op patmos

63 cm x 43.3 cm (ca 1489)

De Apocalyps is een pretentieus boek

Hoe langer je naar het schilderij kijkt, hoe meer je het vermoeden krijgt dat Jheronimus Bosch heel goed wist hoe hij dit onderwerp moest afbeelden. Een andere beroemde kunstenaar uit die tijd, de Duitser Albrecht Dürer, waagde zich ook aan de Apocalyps met 15 beroemd geworden houtsneden. Hij beeldde vrij getrouw de teksten van het bijbelboek uit. Bosch daarentegen heeft een eigen invulling gemaakt die belangrijke elementen uit de Apocalyps en zijn interpretatie daarvan samenbrengt. Laten we eens beter kijken.

Onmiskenbaar is Johannes de hoofdfiguur, op de voorgrond geplaatst in een roze gewaad. Roze is de kleur die in religieuze kring verbonden is met de Christusliefde, die verwant is met de kleur van rozenkwarts. Ook deze edelsteen wordt in verband gebracht met het hart en de liefde. Johannes zit als het ware in een wolk van deze liefde die hem omringt wanneer hij door middel van visioenen van de Christus, in de Apocalyps als het Lam aangeduid, inzicht krijgt in het doel van de schepping van de mens. De Apocalyps is een pretentieus boek, het geeft de openbaring van de schepping door de goden van de allereerste aanvang van de mens tot zijn voltooiing in de verre toekomst, waarbij de mens zelf tot een goddelijk wezen is geëvolueerd. Het gaat ergens over in het boek dat Johannes op dit schilderij aan het schrijven is. Waar komen we vandaan? Waar gaan we naartoe? Het antwoord wordt in de Apocalyps geopenbaard. Niet in wetenschappelijke taal, maar in beeldentaal die we moeten ontcijferen. Een beeldentaal waarin Bosch ook goed thuis is.

Johannes heeft zijn blik opwaarts gericht. Het eerste wat we daarbij zien is een engel. De engel staat op een rots, waarmee Bosch aangeeft dat deze engel zich op een verheven, meer geestelijk dan aards, niveau bevindt. De engel bemiddelt tussen de geestelijke wereld en de mensenwereld. Tegelijk is de berg een onderdeel van de vier elementen aarde, water, lucht en vuur. De berg is daarin de aarde, de rivier het water, daarboven de lucht en in de zonneschijf vinden we het vuur. De op de berg staande engel is doordrenkt met een lichtblauwe kleur, de complementaire kleur van het roze waarin Johannes is gehuld. De engelfiguur heeft iets onwerkelijks, iets transparants, niet die stoffelijkheid die de afbeelding van Johannes kenmerkt. Het gaat niet om de engel, het gaat om de boodschap die hij doorgeeft aan Johannes. Hij is een intermediair die Johannes innerlijk bij de hand neemt en de hemel voor hem opent. De engel heeft merkwaardige sprietachtige vleugels met links en rechts iets dat aan een uitstekend pauwenoog doet denken. De pauw, het dier dat de ‘ogen heeft geopend’, staat volgens de esoterische traditie voor de inwijdingstap waarbij helderziendheid wordt verkregen, zoals de meer op de voorgrond afgebeelde raaf symbool staat voor de studie van de geestelijke wereld. Dat is de eerste stap of voorwaarde voor verdere inwijding in de wereld van de geest. De engel die we zien heeft vele vleugels en is daarom geen gewone engel, maar een engel van een hogere rang. In de Apocalyps zijn aanwijzingen te vinden dat het om de aartsengel Michael gaat, die in het hoofdstuk 12 met name wordt genoemd en die ook wel wordt aangeduid als het ‘aangezicht van Christus’. Deze engel wijst met zijn rechterhand naar de gebeurtenis waar het in dit schilderij eigenlijk om gaat, al is het klein en onopvallend in de linkerbovenhoek afgebeeld.

Waar zijn de duivels?

Een aanwijzing dat linksboven het centrale onderwerp staat is dat dit beeld, al is het hoog verheven, steviger is neergezet dan de engel. We zien een vrouw gekleed in een bijna zwart gewaad. Het zwart is een donkerpaars-blauwe fluweelachtige kleur, die Bosch ook heeft gebruikt bij het afbeelden van Maria in zijn ‘Aanbidding der koningen’. Overigens is Maria, die in deze tijd breed werd vereerd, niet zo vaak als je zou denken gezien zijn lidmaatschap van de Onze Lieve Vrouwe Broederschap, aanwezig in het werk van Bosch (zie bijvoorbeeld http://www.tjarcoduinstra.nl/2015/02/08/wat-bezielt-jeroen-bosch-3/, en Paul Vandenbroeck, ‘Jheronimus Bosch, alle schilderijen en tekeningen’, 2001). Bosch was sinds 1488, mede door zijn huwelijk met Aleid van de Meervenne, die uit een in Den Bosch hoog in aanzien staande familie kwam, lid van de elite binnen de nu nog altijd bestaande Lieve Vrouwe Broederschap. Deze zogenaamde Zwanenbroeders stonden de verering van Maria voor. De zwaan was, naast de raaf en de pauw, een derde heilig dier dat ‘de weg kent tussen hemel en aarde’ en voor de volgende inwijdingsstap stond, de inwijding in helderhorendheid, de inspiratie. Bosch verkeert dus in een religieuze kring waar esoterische kennis circuleert. Maar Bosch heeft tegelijk moderne ideeën en kijkt kritisch naar zijn omgeving, als we zijn schilderijen volgen. Hij plaatst de christelijke leer uit zijn tijd van de menselijke zonde en de verlossing op voorspraak van Maria, in een kritisch perspectief. De merkwaardige afbeeldingen die hij in zijn andere werk gebruikt laten veel te fantaseren over wat betreft zijn bedoelingen. Nog steeds is er geen eenduidige visie op de intenties van zijn werk en of hij tot een herkenbare stroming uit zijn tijd behoorde. Het lijken droombeelden. Wat verbazing wekt is dat zijn werk met spottende afbeeldingen bij de kerk niet tot vervolging heeft geleid. Werd het oogluikend toegestaan omdat de leiders zelf ook zagen hoe het leven onder een fraaie dekmatel soms heel anders in elkaar zat? Bosch lijkt zich nog het meest verwant te voelen met de in Deventer zetelende stroming van de Moderne Devotie.

Tegen deze achtergrond valt het op dat Bosch in het schilderij van ‘De heilige Johannes te Patmos’ niet met duivelse beelden of karakters zoals in ‘De Hof der lusten’ op de proppen komt. Hier is alles tamelijk serieus. Hij plaats de vrouw die het mannelijke kind baart indirect als centraal thema in het doek. Het beeld van de vrouw, omhuld door de gouden zonneschijf, onder haar een maansikkel, een sterrenkrans om haar hoofd en op haar schoot een pasgeboren baby, is overigens een universeel gebruikt thema in religieuze kringen en op mystieke plaatsen over heel de wereld. Een voorchristelijk voorbeeld in Egypte is het beeld van Isis met het kind Horus. Waarom kiest Bosch voor dit beeld en niet de vele andere visoenen die Johannes in de Apocalyps beschrijft? Hij moet daar een reden voor hebben gehad. Mogelijk wilde hij, kort na zijn toetreding in 1488 tot de kerngroep van de Zwanenbroeders, zich van zijn braafste kant laten zien.

De vrouw-met-de-zon-bekleed

Waarop duidt het beeld van de moeder met het kind? Er is een wereld van associaties en betekenissen aan dit beeld gegeven, maar dit verhult vaak de betekenis die de Apocalyps eraan geeft. De Apocalyps beschrijft dit beeld als volgt (Openbaring 12: 1-2, 5):

En er werd een groot teken gezien in de hemel;
een vrouw, bekleed met de zon;
en de maan was onder haar voeten,
en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren.
En zij was zwanger, en riep, barensnood hebbend,
en zijnde in pijn om te baren….
En zij baarde een mannelijke zoon,
die al de heidenen zou hoeden met een ijzeren roede;
En haar kind werd weggerukt tot God en zijn troon.

Oppervlakkig gezien komt meteen de associatie op dat het hier gaat om Maria met het kind Jezus. Maar de Apocalyps is een esoterisch boek, het diepste geschrift van het Christendom. Wist Bosch daarvan? Hij moet daarvan niet geheel onwetend zijn geweest, want hij plaatst met precisie de kernthema’s in zijn schilderij. Het donkerblauw van het gewaad van de vrouw-met-de-zon-bekleed staat bekend als middernachtsblauw, ofwel het ‘blauw van de nacht waarin de Davidster verschijnt’ (http://tomwesteneng.nl/kleuren.html). Een christelijke verwijzing die nog niet op verborgen kennis bij Bosch hoeft te duiden.

Voor het esoterisch christendom staat dit beeld van de vrouw-met-de-zon-bekleed voor een cruciale fase in de mensheidsontwikkeling. Het weerspiegelt het moment dat in de ziel van de mens het Ik, het zelfbewustzijn, wordt geboren. Of nog scherper uitgedrukt, het is het moment dat in het gereinigde gevoelsleven van de mens het hogere bewustzijn, de universele mens, wordt geboren. De vrouw heeft niet alleen de zon om zich heen maar ook de maan onder haar voeten. Zij heeft het bewustzijn van het geestelijke licht ontwikkeld en beheerst de hartstochten, die door de maan worden vertegenwoordigd. In dat stadium wordt uit de gereinigde ziel van de mens het hoger bewustzijn, het mannelijke kind, geboren en treedt de mens een hogere wereld binnen. Dat is de kernboodschap van de Apocalyps, de groei van het zelfbewustzijn, de redding van het ik en het voorkomen dat het kind na te zijn geboren weer verzinkt in een dierlijk of zelfs demonisch groepsbewustzijn. Niet neerwaarts maar opwaarts moet het zich ontwikkelen tot de figuur waarmee de Apocalyps opent, de gestalte in het witte kleed, die alleen zelf zijn naam kent en die zijn wil heeft gesterkt tot een ijzeren roede waarmee hij de demonische verleidingen weerstaat.

Schorpioen en draak

Als we de lijn doortrekken van de vrouw met het kind linksboven, via de aartsengel naar Johannes in het centrum, en vandaar naar rechtsonder, dan zien we een zwart beest, lijkend op een schorpioen, met een mensenhoofd dat aan een geleerde doet denken door het brilletje op zijn neus, en waarin het gezicht van Bosch zelf kan worden gezien. Het is de enige afbeelding in het schilderij waarin we Bosch handtekening herkennen. Hij maakt deze figuur al meteen belachelijk door het stokje met weerhaken waarmee hij een voorwerp naar zich toe wil trekken waar hij al zijn aandacht op heeft gericht. Dat moet wel iets heel belangrijks zijn, zou je denken. Maar het is niet meer dan de pennekoker van de pen waarmee Johannes zijn visioen aan het optekenen is. Zou het betrekking hebben op de haarkloverijen over bijkomstigheden van de kerkgeleerden? Zou het zijn ondeugende weergave zijn van wat in het beeld dat Johannes schetst tevoorschijn komt als de rode draak die op de loer ligt om het pasgeboren kind te verscheuren? Want dat is de tekst die ik in het citaat nog even had weg gelaten en dat duidt op een gevaar dat voortdurend op de loer ligt, ook al schrijdt de mens over de drempel naar een hoger geestelijk bewustzijn (Openbaring 12: 3-4).

En er werd een ander teken gezien in de hemel,
En ziet, er was een grote rode draak,
Hebbend zeven hoofden en tien hoornen,
En op zijn hoofden zeven koninklijke hoeden.
En zijn staart trok het derde deel van de sterren van de hemel,
En wierp die op de aarde.
En de draak stond voor de vrouw, die baren zou,
Opdat hij haar kind zou verslinden,
Wanneer zij het gebaard zou hebben.

Zo klein als dat schorpioenachtige mannetje is, zo groot is het gevaar dat we het hogere waar het om gaat vergeten omdat we ons verliezen in onbenullige stoffelijke details.

Rivier en boom

Kijken we nogmaals omhoog in het doek naar de achtergrond en wat zich rechtsboven afspeelt. We zien een historisch rivierlandschap en een rijzige boom. Mogelijk alleen maar decoratie voor het eerder beschreven tafereel. Maar wie de Apocalyps van Johannes heeft gelezen weet dat rivier en boom daarin een prominente rol spelen. Zij vormen het slot van de Apocalyps. Daar lezen we in Openbaring 22 vers 1-2:

En hij toonde mij een zuivere rivier van het levenswater
Klaar als kristal,
Voortkomend uit de troon van God en het Lam.
In het midden van haar straat
En op de ene en de andere zijde van de rivier
Was de boom des levens,
Voortbrengende twaalf vruchten,
Van maand tot maand gevend zijn vrucht;
En de bladeren van de boom
Waren tot genezing van de heidenen.

Iedere kijker zal toegeven dat de kollossale boom met een grotendeels kale stam die tot in de hemel lijkt te reiken en beide oevers van de rivier omspant geen gebruikelijk boom is. Deze boom lijkt weer te geven waar het pas geboren kind naar toe zal groeien als het zijn ontwikkeling verder doormaakt. In de kruin is een opening gelaten die een holte lijkt te vormen als spiegel van het beeld van de vrouw in de zonneschijf waar de toekomstige mens zijn plaats zal innemen. Dan zullen de mensen, zoals de Apocalyps tenslotte schildert, ‘als koningen heersen in alle eeuwigheid’.

Moeten we onszelf in Johannes herkennen?

De Apocalyps schildert niet de wereldondergang, maar de opgang van de mens tot grotere hoogte, zoals de boom groeit op dit schilderij van Bosch. En in de centrale figuur van Johannes kan de kijker zichzelf herkennen en de nog ongekende maar mogelijke toekomst die in de rivier van de tijd hem tegemoet komt.

28 april 2016

Duurzaamheid 11: Studentenpanel om duurzaamheidhouding gemeenten te beoordelen

Na vele maanden voorbereiding was het afgelopen week zover dat we bij Telos, Tilburg University, in twee sessies vijftig studenten konden werven om een panel te vormen dat de Nederlandse gemeenten gaat helpen beoordelen op ‘governance’ op het gebied van duurzaamheid. Het is de bedoeling dat we uit deze eerste groep van 50 een wat kleinere groep selecteren van 30 studenten die bedrevenheid vertonen in de best wel lastige klus die we voor hen hebben bedacht. Daarom krijgen ze een uitgebreide instructie mee. Onderstaand is die samengevat.

corne studenten 20160406_141529

Het meten van duurzaamheidhoudingen van gemeenten: hoe gaat dat?

Het onderzoek gaat erom voor alle 390 gemeenten van ons land te meten hoe ambitieus zij bezig zijn om duurzaamheid vorm te geven in hun doelstellingen en hoe zij voorgenomen maatregelen uitvoeren. Dit is governance, dat wil zeggen de praktijk van het besturen door het Bestuur van de gemeenten en partijen die daarbij betrokken zijn, zoals bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties. Het onderzoek is bedoeld om te komen tot een ‘Governance Monitor van de duurzaamheid van alle gemeenten’. Dat moet dit jaar door het instituut Telos van de Tilburg University voor het eerst gedaan worden voor het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het is nog nooit eerder gebeurd dus ook spannend of het lukt.

Wat is duurzaamheid?

Duurzaamheid is als algemeen doel in 1987/1992 door de Verenigde Naties in New York als ideaal gefor¬muleerd om het aanpakken van milieuproblemen en bestrijding van de armoede in de wereld als twee kanten van dezelfde medaille te zien. Wie uit armoede de levende boom in zijn achtertuin omkapt om van het brandhout een beetje warmte te hebben, ontneemt zichzelf ook de mogelijkheid om de vruchten van die boom in de volgende jaren te plukken. Dus die boom laten staan is goed voor de natuur maar ook voor de economische kansen in de toekomst en voor de voeding. Zo is men gekomen op drie vormen van duurzame ontwikkeling:
a. het milieu verbeteren (schone lucht, water, bodem; klimaatverandering tegengaan met bv windmolens en zonnepanelen in plaats van kolencentrales die veel CO2 uitstoten, en je beter beschermen tegen bv overstromingsgevaar met bv dijken; minder geluidhinder; afval beter inzamelen en hergebruiken, -dat heet tegenwoordig streven naar een circulaire economie-; biodiversiteit);
b. de economie (op verant¬woorde wijze) versterken door hoogwaardige hightech bedrijven, duurzame bedrijventerreinen aanleggen waar het afval van het ene bedrijf als grondstof voor het andere gebruikt kan worden; werkgelegenheid (banen) creëren, goede infrastructuur aanleggen (wegen, openbaar vervoer, havens etc.), universiteiten, etc.;
c. de sociale netwerken goed regelen (gezondheidszorg met huisartsen en ziekenhuizen, scholen voor basis- en middelbaar onderwijs, culturele voorzieningen als musea etc.).
Dat valt dus allemaal onder duurzaamheid.

Wie besturen een gemeente?

Elke gemeente wordt bestuurd door een burgemeester, de samenbinder, met een aantal wethouders. Elke wethouder heeft een aantal werkterreinen waarover hij of zij de leiding heeft, de één over economische zaken, de ander over milieu zaken, de derde over ouderen- en jeugdzorg, enzovoorts. Als het goed is wordt een van de wethouders ook aangewezen om de duurzaamheid in de gemeente te verbeteren en daarmee het werk van de andere wethouders op dit punt goed op elkaar af te stemmen. Samen heten zij het College van bestuur van de gemeente of ook wel Burgemeester en Wethouders genoemd, afgekort als BenW. In Amsterdam is Eberhart van der Laan de burgemeester. BenW worden bij hun werk ondersteund door ambtenaren die hun beslissingen voorbereiden of eenmaal genomen besluiten uitvoeren. Over de beslis¬singen moet BenW wel af en toe verantwoording afleggen aan de Gemeenteraad. In deze Gemeenteraad zitten alle politieke partijen uit de gemeenten met een aantal vertegenwoordigers dat afhankelijk is van hoeveel stemmen er elke vier jaar bij de verkiezingen op hen zijn uitgebracht. De grootste partij heeft de meeste macht tot na 4 jaar de volgende verkiezingen komen. Dan kunnen de verhoudingen erg veranderen.

Het onderzoek is er op gericht om te kijken hoe sterk de gemeentebesturen zich nu voor duurzaamheid inspannen. Daarbij gaan we na hoe serieus ze duurzaamheid nemen, of ze er scherpe doelen voor hebben geformuleerd, of ze wel een duurzaamheid wethouder hebben aangewezen, of ze hebben afge¬sproken in bv 2030 of 2040 als gemeente geen CO2 meer in de lucht te zullen brengen, of ze bedrijven subsidies geven om snel op duurzame energie (bv zonnepanelen) over te schakelen en dergelijke. Ook willen we weten of ze duurzaamheid wel zien als opgebouwd uit die drie vormen: economie, milieu en sociale netwerken of dat ze het beperken tot alleen wat doen aan de klimaatverandering (want zo beperkt pakken sommige gemeenten het op). Met dit onderzoek gaan we ze dus een cijfer geven. Belangrijk is dat alle drie de vormen van duurzaamheid (economie, milieu-ecologie, en sociaal) tegelijk verbeteren. Zo’n cijfer moet je wel tegen de achtergrond beoordelen van de uitdagingen waar een gemeente voor staat. Zo kunnen grote gemeenten meer aan governance doen dan de kleinsten.

Hoe meten we de ambitie van de gemeentebesturen?

Dat is niet zo eenvoudig, maar daar is een methode voor bedacht: het in kaart brengen van 22 criteria die voor governance belangrijk zijn. Daar vallen zaken onder die over de gemeente als bedrijf gaan: gedraagt de gemeente zich als een maatschappelijk verantwoorde onderneming, doet de gemeente aan duurzaam inkopen en aanbesteden, is er goed beleid voor de plantsoenen en het groen, geeft de gemeente het goede voorbeeld met beperken van CO2-uitstoot. Verder wordt er gekeken naar de manier waarop de gemeenten met groepen in en buiten de gemeente samenwerkt, wat de ambities van het coalitieakkoord zijn, hoe breed duurzaamheid wordt opgepakt, of er een duurzaamheidswethouder is en welke rol die kan spelen, of er bijzondere aandacht is voor de circulaire economie, het ouderen beleid, en duurzame bedrijfsterreinen om een paar voorbeelden te noemen. Verder wordt nagegaan of de gemeente geld over heeft voor duurzaamheid, of initiatieven in de gemeente worden gesteund en of de regels slim worden gehandhaafd.
Voor al die criteria zijn er verschillende manieren om ze in kaart te brengen en dat leidt gemakkelijk tot versnippering en een veelheid aan gegevens waardoor je door de bomen het bos niet meer ziet. Daar hebben we wat op gevonden. We verzamelen uit de belangrijkste gemeentedocumenten tekstfragmenten over de 22 criteria. En deze teksfragmenten worden gerangschikt naar de duurzaamheidhouding die daarmee overeenkomt. Er zijn in totaal vijf duurzaamheidhoudingen, zodat alle teksten worden teruggebracht tot een score op een schaal van 1-5 op duurzaamheidhouding. Als je weet vanuit welke houdingen een bestuur duurzaamheid aanpakt, dan kan je hen ook laten zien hoe zij zichzelf in de toekomst kunnen verbeteren. Want daar gaat het allemaal om: hoe kunnen ze leren het in de toekomst beter te doen.

Wat betekenen in dit geval de duurzaamheid houdingen?

Een houding is de intentie van waaruit je dingen doet. Dat hangt natuurlijk wel een beetje af van de omstandigheden, maar toch is dat redelijk constant voor ieder mens, dus ook voor bijvoorbeeld BenW van een gemeente. Als een College van BenW na de verkiezingen van start gaat, maken ze een zogenaamd Coalitieakkoord (coalitie komt van de ‘coalitie van samenwerkende partijen’ die in BenW zitten, dat is een selectie van alle partijen die in de Gemeente Raad zitten). Daarin staat welke doelen ze de komen¬de vier jaar gaan nastreven en hoe ze die willen bereiken. Dat is dus een interessant document om te gebruiken om de houding van waaruit BenW aan duurzaamheid gaat werken af te leiden. Zijn ze er enthousiast over of doen ze het minimaal noodzakelijke? Gaan ze met de inwoners en bedrijven overleg¬gen hoe ze dit het beste kunnen aanpakken of dicteren ze van boven af hoe het moet en anders delen ze straffen uit? Vertellen ze precies wat ze van plan zijn (transparant beleid) of houden ze geheim wat ze precies afspreken. Dat zijn allemaal uitingen die met houdingen te maken hebben.

Wat zijn nu die vijf houdingen voor gemeenten?

Houding 1: Deze heet de overlevingshouding; je zou ook kunnen zeggen: mijn belang komt eerst, ‘ik schiet iedereen overhoop die mij in de weg loopt’, denk aan de goudzoekers in Amerika, of soldaten in een veld¬oorlog. Dus een erg egoïstische houding waarbij alleen geldt dat de gemeente doet waar ze op korte termijn beter van wordt, bijvoorbeeld door grote bedrijven met smeergeld naar de gemeente te lokken, door burgers geen inspraak te geven in wat er gaat gebeuren, door tegenstanders met voldongen feiten te verrassen, door weinig te investeren in opleiding van het eigen personeel en dergelijke.

Houding 2: Dit is de machtshouding, strikt de wet toepassen en geen begrip hebben voor mensen die daardoor in het gedrang komen, ‘command and control’, kadaver discipline vereisen, geen hart tonen en je verstand op nul zetten, ‘Befehl ist Befehl’, de mens als machine, instructies botweg uitvoeren. Is bij de eerste houding er geen ander gezag dan je eigen belang volgen, het positieve van de tweede houding is dat wel rekening wordt gehouden met regels die het algemene belang beogen te dienen.

Houding 3: Bij de derde houding beginnen andere belangen al wat meer een rol te spelen. Het is de onderhandelingshouding, zoals op een marktplaats waar je tot een koop komt door te geven en te nemen, door je in de belangen van de ander te verplaatsen en zo tot een deal te komen. Daar speelt het denken vanuit macht minder een rol want als je de ander wilt dwingen dan zal die gewoon besluiten de koop niet te sluiten. Hier geldt: ‘voor wat hoort wat’. Je moet dus meer overtuigen met argumenten en beide partijen zien elkaar als gelijkwaardig. Bij de gemeente werkt dit zich bijvoorbeeld erin uit dat de gemeente burgers en bedrijven bij haar besluiten inspraak geeft en goede suggesties ook bereid is over te nemen in de besluiten.

Houding 4: dit is de verinnerlijkingshouding of duurzaamheidshouding. De gemeente houdt bij haar beslui¬ten bij voorbaat al rekening met alle belangen en bezwaren die er leven. Bij bijvoorbeeld de aanleg van een weg of tunnel of windmolen wordt er rekening gehouden met eventuele bezwaren van omwonenden en worden er maatregelen genomen die zijn afgestemd op dergelijke bezwaren. De gemeente gaat bij discussies er niet met gestrekt been in maar stelt zich open op en is bereid om samen nieuwe oplossingen te ontwikkelen. Als het besluit eenmaal wordt genomen is de kans groot dat er ook veel draagvlak voor is.

Houding 5: Deze laatste houding is het meest altruïstisch en gericht op wat voor ieder van belang is op langere termijn. De gemeente staat er voor open om zonder vooropgezet doel samen met burgers en bedrijven te verkennen wat zij op lange termijn willen bereiken en zij laten zich samen inspireren om tot geheel nieuwe innovatieve oplossingen te komen waar niemand vooraf nog aan had gedacht. Voorop staat dat de oplossingen vanuit de hogere-belanghouding dienstbaar zijn aan een werkelijk betere samenleving met ontwikkelkansen voor allemaal.

Na een beetje oefenen leer je steeds makkelijker deze vijf houdingen in de praktijk te herkennen.

Hoe gaat het verder?

Het is de bedoeling dat het screenen van de gemeenten voor de zomer is afgerond. Het werk van de studenten wordt eerst door het projectteam beoordeeld en waar nodig in overleg aangepast. Vervolgens wordt het eindresultaat aan de individuele gemeenten om commentaar voorgelegd. Zij kunnen via een interactieve website opmerkingen maken of aanvullende documenten ter beschikking stellen. Tenslotte wordt voor eind 2016 de governance monitor gepubliceerd en wordt nagegaan hoe het verband tussen de inzet van het gemeente bestuur en de feitelijke situatie zich tot elkaar verhouden.

10 maart 2016

Duurzaamheid 10: Begrijp eerst de duurzaamheid raadgevingen in de Bergrede voor je het christendom weggooit

Pasen 2016

Mogen we nog zeggen dat Pasen het aangrijpende christelijke feest is van de verlossing uit de verstarring, uit de onderdrukking, de groepsdruk? Dat het een feest is van de geboorte van de vrijheid van het individu, het beginnen aan de weg om tot de universele mens te groeien? Een feest om een wereld te bouwen op de beginselen van duurzaamheid? Of is het niet meer dan een verplichte avond met de Mattheüs Passie, een Paasbrunch met de familie en in de leunstoel praten over de toestand in de wereld? Dieper in ons hart is het misschien wel een feest van het ontluikende nieuwe leven na de dood van de zwart-witte winter, een feest van het frisse groen dat weer aan de bomen komt, het uitspruiten van takken die meteen hun vreugde in bloesems botvieren. Maar, het is toch vooral een restant van een christelijk feest. Als ik kijk naar de kassières bij de Jumbo aan de overkant dan dragen ze allemaal een zwarte hoofddoek. Voor hen is er niets speciaal aan de Paaszondag. Hun niet-moslim collega’s hebben vandaag alleen vrijaf.
Voor mij is het een feest van zwaarte en lichtheid, van sterven en geboren worden, de smart van het menselijke lijden vermengt met de tinteling in je bloed, de verwachting die aanzwelt, de wakkerheid die doorbreekt, de dag die het wint van de nacht. Ik realiseer me het mystieke geheim dat de zonnegeest, die twee millennia geleden in alle culturen werd verwacht, na de kruisiging van Jezus zich met de aarde verbindt en nu kan worden ervaren in het weer uitlopen van het hout. Alsof Jezus’ lichaam het zaad was dat in alles wat leeft elk jaar opnieuw ontkiemt. Begrijpen de christenen van nu nog wat de Christus incarnatie van toen betekent? Het christelijke Paasfeest echt begrijpen moet, denk ik, ondanks de ontkerkelijking, of misschien dankzij, nog komen. Hopelijk wordt het feest uit zogenaamde correctheid of vanuit modieuze agnostiek niet vóór die tijd afgeschaft. Afgeschaft, omdat mensen niet meer in God willen geloven, bijvoorbeeld omdat zij niet weten waarop ze moeten letten om te zien dat God bestaat. Of omdat een steeds grotere groep moslims in ons land, ooit als gasten verwelkomd maar nu als staatsburgers gelijke democratische rechten hebbend, zich niet herkennen in dit 2000 jaar gevierde christelijke feest.

Hoe verhogen we de moraliteit van onze houdingen?

En wat heeft dit alles te maken met duurzaamheid? Veel, want ook in oude religieuze documenten van het christendom vinden we de vijf duurzaamheidshoudingen terug. Ik denk daarbij aan uitspraken van Jezus. Net als de uitspraken van Lao Tse die aan de orde kwamen in mijn vorige blog, heeft Jezus handreikingen gegeven om onze houdingen moreler te maken. Duurzaamheid is een moderne vertaling van Chinese wijsheid en christelijke ethiek. Het is een dieper verlangen dat door kunstenaars die verhalen vertellen en films maken op duizenden verschillende manieren wordt uitgebeeld. Op dit laatste zal ik in een volgende blog ingaan. Laten we dit keer stilstaan bij het christelijke erfgoed, dat toch de basis vormt van veel wat we als de Europese cultuur kennen, zoals verwoord in de Bergrede (Lukas 6, vers 17-49).

Bergrede, een omgekeerde peptalk

De zogenaamde Bergrede van Jezus is gehouden in de beginperiode van zijn optreden nadat hij zijn missie als drager van de zonnegeest ontving bij de doop in de Jordaan door Johannes de Doper. Direct daarna wordt hij in de woestijn tevergeefs in de verleiding gebracht om zijn hogere vermogens voor eigen glorie te gebruiken. Daarna veroorzaakt hij veel ophef door de bijzondere genezingen die hij volbrengt. Hierdoor zoeken massa’s zieken hem op en ergert de gevestigde orde aan religieuze leiders zich aan hem door zijn invloed op de mensen en zijn ontmaskering van hun dood geworden religieuze rituelen. Uit degenen die hem volgen kiest hij, terwijl ze een berg opgaan, zijn twaalf naaste discipelen. Dan, als ze van de berg afdalen tot bij een vlak gedeelte, verzamelt een grote menigte van volgelingen uit de wijde omtrek zich om hem, vooral om van hun kwalen genezen te worden. Jezus raakt ze aan of laat zich aanraken en terwijl de genezende kracht uit hem stroomt genezen zij. Melaatsen worden gezond, lammen lopen weer, een mans verdorde hand krijgt weer leven. Daarna houdt Jezus op deze plek zijn ‘Bergrede’. Deze rede heeft niets van wat een heerser zijn volgelingen zou toeroepen. Zijn volgelingen worden niet opgeroepen tot de strijd tegen de Romeinse overheersers of om hem, Jezus, te vereren. Je zou het een non-rede kunnen noemen. Hij verheerlijkt niet de sterksten, de kampioenen, maar de zwakken, de armen, de hongerigen, de verworpenen. Dat kan natuurlijk alleen maar betekenis hebben als hier een andere maatstaf wordt aangelegd dan het materieel rijker of beter worden. Jezus beziet alles vanuit een geheel ander perspectief en komt daarom tot deze paradoxale uitspraken. Hij beziet ons lot vanuit geestelijk perspectief, eeuwigheidsperspectief. Vandaaruit zegt hij: ‘Heb je vijanden lief en doe wel degenen die je haten.’ Dat doorbreekt ons klassieke denken van oog om oog en tand om tand, dat draait alles om. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat hij ook tot raadgevingen komt hoe we vanuit dit perspectief van onze hogere ik-kracht een lagere duurzaamheidshouding kunnen omvormen tot een hogere. Het gaat hier niet om kuddegedrag, maar om keuzes, vanuit zelfbewustzijn, keuzes die alleen mensen individueel kunnen maken.

Ontkracht het emotioneel confronterende egoïsme

De eerste houding van het overleven en jezelf manifesteren ten koste van anderen keert hij dramatisch om zodat er ruimte voor de hogere houding ontstaat. Raadde Lao Tse de heersers aan om niet in deze situatie van het overleven terecht te komen, Jezus zegt tot ieder individu (Lukas 6 vers 29 en 30): ‘Wie je op de wang slaat, keer hem ook de andere toe.’ Ontkracht wie je beledigt door niet terug te slaan maar door te verrassen met een geheel onverwachte daad, je andere wang toekeren, je kwetsbaar durven opstellen. Het is de enige manier om de angel uit een oorlog te halen, om de rauwe en niets ontziende strijd om de ander te willen vernietigen te doorbreken, om niet zelf meegezogen te worden in het conflict. Zo wordt het vuur van de woede geblust in plaats van verder aangewakkerd. De vijand wordt op een ander been gezet, de fixatie van de woede en het zich beledigd of tekort gedaan voelen wordt doorbroken. Laat de woede niet in jou doordringen en je naar beneden halen. Dan is er een opening om beiden op het hogere niveau uit te komen.

Ontkracht het materialistische egoïsme

De tweede houding van het domineren van regels of wetten voor het groepsbelang, ook wel de ‘command and controle’ aanpak genoemd, het opkomen voor je recht, doorbreekt en verheft Jezus op een zelfde manier. Zijn remedie voor het depolariseren als de spanning tussen het individuele en het algemene belang van het respecteren van elkaars bezit zich opbouwt lost hij op door de raad (Lukas 6 vers 30): ‘En wie je mantel neemt, verhinder hem niet ook je rok te nemen. Maar geef aan ieder die iets van je verlangt; en wie iets van je neemt, eis het niet terug.’ Zijn raad is concreet en revolutionair, en is van een andere orde dan ons materialisme. Ga de strijd niet aan, niet uit zwakte maar uit de kracht om de verleiding van de woede en de agressie in je te weerstaan omdat je degene die je besteelt doorziet, in jezelf herkent en daarom zelfs zoiets als mededogen kunt hebben en het verlies los kunt laten. Hoe vaak is een regel niet een verkapte vorm van macht van een elite om de anderen de wet voor te schrijven? Het gaat niet om de formele macht van de wet maar om de levende transactie tussen twee mensen. Het loslaten van het uiterlijke dat van je genomen is brengt je meer dan alle krachten die in je geactiveerd worden bij het terugvorderen ervan, ook al sta je in je formele recht. Het loslaten brengt je van gedupeerde op een gelijkwaardig niveau met de ander.

Ontkracht het ‘wij en zij’ denken door voor ieder je hart te openen

De derde houding van het onderhandelen kan worden opgetild door niet alleen te voldoen aan de eis van de markt dat ieder als gelijkwaardig wordt behandeld (‘Gelijk je wilt dat de anderen naar jou zullen doen, doe dat naar hen toe evenzo,’ Lukas 6 vers 31), maar Jezus gaat een stap verder. Hij roept zijn toehoorders op met alweer een revolutionaire boodschap (Lukas 6 vers 32 – 34): ‘En als je liefhebt wie jou liefhebben, wat is je verdienste? Want ook de zondaars hebben lief wie hen liefhebben. En als je weldoet aan degenen die jou weldoen, wat is je verdienste? Want de zondaars doen hetzelfde. En als je leent aan degenen van wie je het geld hoopt terug te ontvangen, wat is je verdienste? Want ook zondaren lenen aan zondaren om het zelfde weer terug te ontvangen. Maar heb je vijanden lief en doe goed, en leen, zonder te hopen iets terug te krijgen; en je loon zal groot zijn en jullie zullen kinderen van de Allerhoogste zijn; want Hij is goedgunstig voor de ondankbaren en kwaden. Wees daarom barmhartig , zoals ook uw Vader barmhartig is.’ Je hart openen brengt je naar het vierde duurzaamheidsniveau. De oorzaak voor het openen van je hart ligt niet in de daarvoor gunstige omstandigheden, maar in jezelf. Je verinnerlijkt de belangen van anderen niet omdat ze zich zo betrouwbaar gedragen, maar omdat je er zelf voor kiest.

Ontkracht je routines in denken, voelen en willen

En hoe kan dan de stap van het vierde naar het vijfde niveau worden gemaakt, het niveau van het Tao, van het scheppen vanuit het in de toekomst mogelijke? Op het vijfde niveau bereiken we een andere wereld dan die van de schaarste die wordt opgeëist door de sterkste of die op de vrije markt wordt uit onderhandeld of die vrijwillig en rechtvaardig wordt verdeeld. Het is de volgende wereld waar de klassieke economisch wetten niet meer gelden, het is de wereld van de nieuwe ruimte, van de overvloed. Het betreden van deze wereld vraagt volgens Otto Scharmer (U-Theory) een open mind, een open hart en een open wil. In Lukas 6 vers 37-38 wordt dit als volgt beschreven: ‘Oordeel niet en je zult niet geoordeeld worden, verdoem niet en je zult niet verdoemd worden, laat los en je zult los gelaten worden. Geef en je zult gegeven worden; een goede en neergedrukte en geschudde en overlopende maat zal in je schoot gegeven worden; want met dezelfde maat waarmee jullie meten zullen jullie ook gemeten worden.’
Duurzaamheid houdingen zijn geen innovatie van deze tijd. Het is oude wijsheid in een nieuwe verpakking. Lessen die we aan het vergeten waren en die we ons opnieuw eigen kunnen maken.

27 maart 2016

Duurzaamheid 9: Eeuwenoude wijsheid in een nieuw duurzaamheidsjasje

Ik had donderdag 17 maart 2016 het genoegen om op uitnodiging van Herman van Kampen en Judith Botman bij House of Coherence te Zeist een mini-symposium te geven over mijn boek Gaia Logica. Ik heb daarbij eerst uitgelegd hoe de aarde kan worden gezien als een levend organisme, opgebouwd uit zeven elementensferen, dat aan de verstoringen daarvan morele lessen zijn verbonden en vanuit welke houdingen wij die lessen ons eigen kunnen maken.

De zeven elementensferen van Gaia

Deze zeven sferen zijn al te vinden bij de oude Griekse wijsgeren, die moeder Aarde als de godin Gaia zagen, en die spraken over haar natuurelementen van aarde, water, lucht, vuur en de kwintessence, de vijfde essentie ofwel de levenskracht. In wezen is de kwintessence opgebouwd uit drie vormen, zodat er in totaal sprake is van zeven elementen sferen. Daarbij vormt het vuur of de warmte het middelste element, het hart van de zaak en van het wezen Gaia. Daarna liet ik zien hoe wij met onze techniek elk van deze elementensferen beïnvloeden en kunnen verstoren. Bij het vierde element van de warmte is dat nu zichtbaar in de mondiale klimaatverandering. Hogere elementensferen werken door in de meer stoffelijke lagere elementensferen. Zo werkt klimaatverandering door in de heersende windrichtingen, het luchtelement, en dat leidt weer tot veranderde neerslagpatronen en oceaanstromingen, de watersfeer, en dat leidt tot veranderde bodemvruchtbaarheid, erosie en verwoestijning, de aardesfeer.

Morele lessen die de mens van de aarde leert

Vanaf dit punt liet ik zien dat de verstoringen die we teweeg brengen in steeds hogere elementensferen evenzovele morele uitdagingen voor ons opleveren om tot veranderingen van ons gedrag te komen en de verstoringen weer in balans te brengen. Verstoren van het vaste element leert ons dat we er geen rommeltje of een doods landschap van moeten maken door alleen aan onszelf te denken, maar dat we met toewijding, discipline en geestkracht de aarde moeten leren bewerken. Het waterelement leert ons dat alles stroomt en in verbinding met elkaar staat en dat we daarom rekening moeten leren houden met de gevolgen van wat we doen voor de ander. We leren ons, waar nodig, in te houden en sociaal te zijn voor de buren, de gemeenschap waarin we leven, ofwel ons ondergeschikt te maken aan het algemene belang. Zolang er regels zijn en deze gehandhaafd worden is het nog makkelijk. Maar bij het luchtelement is directe controle op ons handelen al weer een slag moeilijker, de buren zijn alle bewoners op ons continent die we niet meer face-to-face tegenkomen. Maar ook zijn de gevolgen van ons handelen minder makkelijk te vermijden, het gaat om onze ademruimte, en we kunnen het inademen van vervuilde lucht niet ontwijken. Dat is moreel gezien een moeilijker opgave dan het niet vervuilen van het water. Ook zijn de gevolgen van het niet verwerkelijken van deze morele opgave grootschaliger. En dan is er de warmtehuishouding van de aarde, die vraagt van ons een nog moeilijker moreel gedrag: rekening houden met de belangen van alle inwoners van onze planeet en het tonen van solidariteit en broederschap voor alle mensen en landen. Met het VN klimaatverdrag en de afspraken van CoP21 te Parijs eind 2015 is getoond dat we deze vorm van moreel handelen serieus beginnen te nemen. Ik ga hier niet op de drie hogere elementensferen in, maar daar gelden dezelfde principes.

Houdingen als basis voor ons morele handelen

In het derde deel van de bijeenkomst heb ik met de deelnemers stil gestaan bij wat elk van deze morele opgaven, die de aarde door de gevolgen van ons gedrag aan ons terug spiegelt, vraagt aan houding. Hoe groter de morele opgave hoe inclusiever onze houding moet zijn, en dus hoe bewuster ons handelen, om de uitdaging aan te kunnen gaan. Ik heb een vijftal van de in beginsel zeven mogelijke houdingen toegelicht. Deze vijf houdingen zijn in onszelf te herkennen. We handelen vanuit innerlijke motieven in overeenstemming met ons bewustzijn. Maar al heeft een mens een hoog (integraal denkend) bewustzijn, de omstandigheden kunnen toch maken dat we vanuit een minder hoogstaande houding handelen. De eerste houding heb ik manifesteren of overleven genoemd. Deze houding is het meest op de korte termijn en het eigen belang gericht. De vijfde houding heeft als kenmerk het dienen van een gemeenschappelijk hoger belang. Dit is de meest altruïstische en lange termijn gerichte houding. Daartussen bewegen zich de drie andere houdingen. De tweede houding is die van het domineren. Dominant is het algemene belang dat in een regel of wet is vastgelegd. Hier zijn we in de wereld waarin het leiderschap de ‘command and controle’ aanpak volgt. Doe wat je gezegd wordt, niet lullen maar poetsen. We komen deze houding nog veel tegen. De derde houding is meer gericht op een gelijkwaardigheid van verschillende partijen, het is de onderhandelende houding. We proberen als op een markt met elkaar tot afspraken te komen die voor iedereen een win-situatie opleveren. Maar je moet wel op je tellen passen want anders wordt je een oor aangenaaid. Ook deze houding is in ons maatschappelijke leven overal aan te treffen. Maar toch is er een wezenlijk verschil met de vorige houding. Er is een begin van vertrouwen tussen de partijen nodig, want anders wordt er geen deal gesloten. Bij de vierde houding is dit vertrouwen verder gegroeid. Je handelt bij deze houding zo dat je zelf al rekening houdt met de belangen van anderen, die andere belangen heb je verinnerlijkt. Dat noem ik de typische duurzaamheidshouding. Bij de vijfde houding staan alle betrokkenen vrijwillig en met volledig vertrouwen open voor wat hen gezamenlijk als best mogelijke oplossing invalt. Dat laatste klinkt utopisch maar toch is dat niet zo. Het is wel een houding waarbij ruimte wordt geschapen voor een geheimzinnig proces. Want waar komt een geniale innovatieve inval vandaan?

De lessen van Lao Tse nog altijd zeer actueel

Op die vraag heeft een oude wijsgeer uit China al meer dan 2000 jaar geleden een antwoord gegeven. En meer dan dat. Die antwoorden kunnen we lezen in het boekje Tao Te King van de Chinese wijze Lao Tse (ca 600 voor Christus). In zijn tijd werd niet vanuit de vaste materie naar hogere sferen gekeken maar juist andersom, vanuit het hogere schilderde hij het steeds grover en minder geestkrachtig worden van het handelen van de leiders. Alles begint bij de hoogste houding die hij Tao noemt. Wat is Tao? Dat blijft mysterieus, omdat het niet met ons verstand gepakt kan worden en toch werkt. ‘Tao is eeuwig inactief en toch volbrengt het alles’. Het is ‘overal en toch blijft het zichzelf en onveranderd’. Tao is wat plaatsvindt als de mens zich vanuit een hoger doel open stelt voor het beste dat vorm kan krijgen tussen mensen. Tao landt in ons bewustzijn en zet ons collectief in beweging. In modern taalgebruik is het verwant met de staat van zijn die Mihaly Csikszentmihalyi ‘being in flow’ noemt en Joseph Jaworski ‘synchronicity’.

lao_tse_english_195 (1)

Lao Tse beschrijft gedetailleerd hoe het levende geestelijke vuur afkoelt en dode vorm wordt als de leiders niet vanuit hun geestkracht handelen. Hij beschrijft dit uitdoven van het vuur in de tijd als volgt en laat daarmee de vijf houdingen, gaande van hoog naar laag, treffend zien:
‘In oude tijden wist het volk niet meer van hun leiders dan dat ze bestonden (houding 5). Daarna handelden de leiders zo dat de mensen vrij hun zaken konden regelen in overeenstemming met hun eigen intenties (houding 4). Daarna gedroegen de leiders zich op een manier dat de mensen hen konden vereren en prijzen (houding 3). Daarna kwamen degenen die zichzelf gevreesd maakten (houding 2). En vervolgens kwamen degenen die door de mensen werden geminacht (houding 1). Dan vat Lao Tse zijn boodschap als volgt samen:
De neergang verliep van Tao naar deugd, van deugd naar menselijkheid, van menselijkheid naar taaktoewijding en van taaktoewijding naar decorum.
Het verfijnde inzicht van Lao Tse komt ook tot uiting in zijn raadgevingen hoe een leider ertoe kan bijdragen dat de mensen zich ontwikkelen van een lagere naar een hogere houding.
Om zijn volgelingen van houding 4 naar 5 te brengen moet een leider een groot inlevend vermogen hebben, zijn hart moet ‘diep zijn als een afgrond’. De leider faciliteert alleen maar en gaat niet in discussie in de wetenschap dat dit hem direct naar beneden zal trekken en bij een lagere houding zal brengen.
Het optillen van houding 3 naar houding 4 wordt bereikt door vanuit je eigen drijfveer goed te doen zonder iets terug te verwachten, door je wensen en verlangens in toom te houden.
En de stap van houding 2 naar 3, nog steeds de belangrijkste stap in onze tijd, is je eigen te maken om nooit met geweld (macht) een ander tot jouw standpunt te dwingen. En als een kwestie alleen nog maar met geweld kan worden beslist, voer de strijd kort en krachtig en schep er achteraf niet over op.
Lao Tse weet maar al te goed dat wannneer twee partijen in houding 1 zijn beland er weinig goeds te verwachten is. Men zal elkaar bestrijden tot vernietiging erop volgt. Daarom is zijn advies om deze chaos te voorkomen voor die oorlog losbreekt.
Adviezen van 2600 jaar geleden die niets aan actualiteit hebben ingeboet. Laat ieder die dit leest er zijn of haar voordeel mee doen.

19 maart 2016

Waaraan zie je of een gemeente duurzaam is ? 3-7 Augustus 2015

Verslag van mijn reis van Schiedam en Spijkenisse naar Almelo, Emmen, Oude Pekela, Veendam, Delfzijl, Groningen en tenslotte Tiel, Houten en Bunnik 3-7 augustus 2015

Net als andere jaren had ik besloten deze vakantie ons land met andere ogen te gaan bekijken rond een thema waar ik met dagbezoekjes invulling aan kon geven. Na enig nadenken koos ik voor een lastige opgave: waaraan kan je zien of een stad duurzaam is of niet? Zou ik zulke kenmerken kunnen vinden en fotografisch vast kunnen leggen?

3 augustus 2015

Ik had me gister voorbereid door naar de uitkomsten van een onderzoek van mijn instituut Telos van de Tilburg University (www.telos.nl) te kijken dat gaat over de prestaties van duurzame gemeenten. De gemeenten met de hoogste en laagste scores zou ik kunnen selecteren voor een bezoek. Als begin koos ik voor enkele gemeenten die laag op die lijst staan. Immers waar alles goed is valt je weinig op. Juist wat uit de toon springt vraagt om onze aandacht en ik verwachtte zo snel kenmerken van onduurzaamheid te kunnen vinden. Bovendien had het onderzoek enkele aanwijzingen opgeleverd om indicatoren voor duurzaamheid te vinden. Zo was hinder indicatief voor veel meer problemen in de stad, evenals veiligheid en werkloosheid. Ik moest naar zichtbare aspecten op zoek die hiermee in verband staan. Ik vertaalde dit naar kenmerken zoals: komt er veel graffiti voor bv op bushokjes (vandalisme als aspect van veiligheid), komen er veel toezichtcamera’s op openbare plekken voor (preventie rond hangjongeren, diefstal e.d.), is er veel geluidoverlast (industrieterreinen en grote wegen nabij woonwijken die door geluidschermen leefbaar moeten worden gemaakt), ligt er veel vuil op straat, is er leegstand van winkels, zijn er rondhangende volwassenen waarvan je verwacht dat ze zouden werken, hoe zien de bedrijventerreinen eruit, is er een levendig en sfeervol centrum, etc.
Met dat plannetje in mijn achterhoofd ging ik vandaag op stap, waarbij ik twee steden had gekozen om mee te beginnen: Spijkenisse, vorig jaar nog hekkensluiter op de lijst maar nu wat hoger op de lijst door de fusie tot Nissewaard, en Schiedam, dat samen met Vlaardingen ook laag op de lijst staat. Als ik hier geen opvallende kenmerken zou tegenkomen, waar dan wel? Ik had echter een handicap, door de zomervakantie waren de steden leger dan normaal, tenzij het toeristische steden betrof. Ik ging op weg naar Schiedam, waar ik jarenlang heb gewoond.

Schiedam

Eer de A20 je vanaf het Kleinpolderplein aflevert bij afslag 11 rijd je met een lang viaduct over een bedrijventerrein. Voor je doemen hoge kantoorgebouwen op en in de verte weet je de schoorstenen van Pernis. Benauwend en woononvriendelijk is de eerste indruk. Geen moment komt het verlangen in je op: hier zoek ik mijn thuis. Toch ligt hier Schiedam.

duurzame steden trip 1 2015 008

Ik sla na de afrit meteen linksaf om zo het bedrijventerrein langs de ’s-Gravelandseweg, grenzend aan de Spaanse Polder, te bezoeken. Ik verwacht allerlei ellende tegen te komen, maar dat valt best mee. Geen verwaarloosde stukken grond of met onkruid overwoekerde trottoirs. Het is niet piekfijn verzorgd maar het doet ook niet onder voor andere bedrijventerreinen die ik ken. Dan rijd ik via de ’s-Gravelandseweg terug en het centrum in. Ik weet dat ik het grote uitbreidingsdeel van Schiedam, tuindorp Kethel, dat in de loop der decennia is opgerukt richting Delft, nu rechts laat liggen, evenals het Beatrixpark. Ik woonde met plezier in Kethel tijdens mijn studententijd in Delft. Het centrum van Schiedam nabij het stadhuis is zo’n jaar of twintig geleden opgeknapt en ziet er nog redelijk uit. Maar er lijkt sindsdien weinig vernieuwing tot stand gebracht.

duurzame steden trip 1 2015 020

Ik rijd door richting Lange Haven waar ik op latere leeftijd tien jaar heb gewoond. Een blik op de Lange Haven bevestigt mijn herinneringen. Het zou een leuke toeristische trekpleister kunnen zijn, met de schepen aan de kade en de oude panden, maar er ligt een grauwsluier over deze plek. De aanblik maakt me niet vrolijk.

duurzame steden trip 1 2015 023

Zou dat het kenmerkende zijn dat samenhangt met de redenen waarom deze stad zo laag op duurzaamheid scoort, de sombere sfeer, de afwezigheid van een uitstraling van durf en vitaliteit?

Ik merk dat het niet meevalt om de vinger op de zere plek te leggen. Misschien wordt het duidelijker in de Gorzen, een oude arme wijk die grenst aan de Waterweg. De wijk wordt gedomineerd door de grote fabriek van destilleerderij Nolet, het restant van het roemruchte verleden, vooral in de 19e eeuw, van Schiedam als internationale jeneverstad langs de Schie. De oude huisjes in de wijk zijn deels afgebroken en door heel goedkope modernere huisjes vervangen die nu al rijp lijken voor de sloop.

duurzame steden trip 1 2015 024

Aan de horizon van de straat priemen hijskranen in de lucht die in de havens van Schiedam aan olieplatforms werken. Hier voel je wel iets van Schiedams lage score op duurzaamheid, maar hoe representatief is zo’n wijk voor de stad als geheel? Ik rijd nog even de Havenstraat in. Hier werkte mijn vader vroeger bij Hoek’s Machine- en Zuurstoffabriek. Er is van het kantoorgebouw waarin de directie en de tekenkamer huisden niets meer te bekennen. Kennelijk is de grond verkocht en het gebouw afgebroken. Het oude bedrijf is overgenomen door Linde dat hier nu nog steeds zuurstof maakt en opslaat, maar aan het einde van de straat zijn nieuwe moderne bedrijven gekomen. Ik parkeer mijn auto even aan de Waterweg. Landinwaarts heb je van hieruit een mooi uitzicht op de skyline van Rotterdam. Voor me schittert de zon fel op het water. De Havenstraat getuigt ervan hoe alles nieuw kan worden.

Ik rijd door richting Beneluxtunnel. Voor me doemt de Vijfsluizenflat op, waar ik woonde tijdens mijn middelbareschooltijd in Vlaardingen. De flat is inmiddels 55 jaar oud en markeert niet langer de schooltuinen die voor het gemaal van de Poldervaart waren aangelegd. Deze flat kijkt nu uit op een metrolijn en de A4 die met twee tunnelbuizen Schiedam/Vlaardingen met Hoogvliet verbindt. De Vijfsluizenflat is misschien wel een mooi symbool voor de ontwikkeling van Schiedam, een woontoren die eerst op een vaart, een sluis, en een modern sportterrein (van Shell) uitkeek en nu de grens markeert tussen de woonwijk en de zeer drukke snelweg, evenals het bedrijventerrein dat is verrezen op de oude werf van Wilton-Fijenoord.
De indruk die ik overhoud is een stad die klodders verleden herbergt, een grote groene long heeft gebouwd richting Delft, maar deze lijkt niet met het oude centrum te zijn geïntegreerd. Een stad die in de schaduw is blijven liggen van Rotterdam en zijn randwegen, waarvan het hart zwakjes klopt en daarmee de eigenheid, die er ooit was, nog steeds niet lijkt te hebben hervonden. Waar zie je dat nu concreet aan? Ik heb geen graffiti op bushokjes gezien, geen verwaarloosde bedrijventerreinen, maar wel zie ik een soort dofheid waar juist bruisende burgerlijke activiteit mag worden verwacht. Komt dat door de nabijheid van Rotterdam? Heeft Schiedam te weinig om zich van deze wereldhaven te onderscheiden? Is Schiedam nooit hersteld van de breuk met het grootse jenever verleden?

Spijkenisse

Na de Beneluxtunnel sla ik rechtsaf, op weg naar Spijkenisse. Voor me ligt een woud aan windmolens en schoorstenen van raffinaderijen en chemische fabrieken. Mooi is het niet, wel fascinerend voor wie iets heeft met techniek. Mefistofeles is hier zichtbaar bezig, geen wonder dat Spijkenisse onderaan de duurzaamheidlijst staat, schiet het door me heen. De weg voert naar links en het hele landschap verandert.

duurzame steden trip 1 2015 029

Dit was nog niet Spijkenisse. Nog tweemaal een afslag naar links voert me op een brede weg, de Groene Kruisweg, verder naar het centrum van Spijkenisse dat nieuw is gebouwd en er functioneel maar beslist niet onaardig uitziet. Anders dan in Schiedam heeft men hier, lijkt het wel, alles opnieuw, ruim en met ambitie aangelegd.

duurzame steden trip 1 2015 038

Toch merk ik later ook dat er pittoreske staatjes, zoals het Noordeinde, zijn gehandhaafd die iets van de oude sfeer uitstralen. Hier is het oude hart opgenomen in het nieuwe hart. Maar er is meer. Ook heeft Spijkenisse een satelliet gebouwd met hoge appartementen die uitkijken over de Oude Maas en het havengebied ten Noorden daarvan.

duurzame steden trip 1 2015 031

Spijkenssie heeft wel een metro, maar zelf geen aansluiting op een snelweg. De uitbreiding richting het agrarische Zuidland helpt op dat gebied ook niet. Al is Spijkenisse dus meer opgesloten dan Schiedam, toch maakt het de indruk meer ademruimte te hebben. Ik blijf met nog meer verwarring achter als ik Spijkenisse verlaat. Waaraan kon ik hier nu zien dat het een van de laagst scorende gemeenten van ons land is op het gebied van duurzaamheid? Als bezoeker kan ik geen opvallende zichtbare verschijnselen aanwijzen. Goed, het is een wat rommelige en geïmproviseerde stad, zonder veel verfijning, recht toe recht aan, maar ‘wat het hebben moet dat heeft het wel’.

Is het misschien meer nog de entourage van de stad, l’environnement, dat wat de stad omringt, wat de duurzaamheid weerspiegelt? Is dat bepalender dan dat wat in de stad zelf aan uiterlijke kenmerken is te vinden? Wat hun omgeving betreft zijn Schiedam en Spijkenisse overschaduwd door de Rijnmondse industriële activiteiten. Daarbij komt nog dat Schiedam een oud hart heeft, terwijl Spijkenisse zich opnieuw heeft moeten uitvinden. Kan de stad zichzelf van binnenuit bepalen of wordt de stad primair bepaald door wat die omgeving te bieden heeft? Ik neig ertoe om een stad alleen duurzaam te noemen als de kenmerken volgen uit bewust eigen handelen, uiteraard in wisselwerking met de omgeving, maar zonder daar geheel door bepaald te zijn. Waar kan je dat aan waarnemen?
Zo kom ik erop dat de afspiegeling van duurzaamheid in de stad gezocht moet worden in uitingen van de duurzaamheidhouding van bestuur, ondernemers en bewoners. In lijn hiermee zou je zichtbare kenmerken van duurzaamheid meer moeten zoeken in uitingen van het kunstzinnige, bezielende en spirituele element, dat te voorschijn komt bij de manier waarop de stad is vormgegeven en versierd. Zou dat in het centrum van de stad objectief zijn vast te stellen? Bijvoorbeeld: hoe is het stadhuis vormgegeven, is er meer dan functionaliteit te zien, kent het winkelcentrum naast de obligate winkels zoals Blokker, HEMA, de Tuinen, C&A, V&D, Kruidvat, etc. ook bijzondere en unieke winkels? Hoe ziet het ontwerp eruit; hebben straten en pleinen iets extra’s in de aanleg van groen en bomen, iets dat een feestelijk en vorstelijk gevoel overbrengt, en kan dat in een meetschaal worden vastgelegd? Is er veel leegstand met graffiti en bewakingscamera’s? Ja, hier ligt misschien een beter houvast dan wat ik tot nu toe heb gezocht.

5 augustus 2015

Deze dag wilde ik naar het Noorden, vooral de provincie Groningen, waar de op duurzaamheid laagst scorende gemeenten liggen, zoals Pekela, maar ook Veendam. Ook ligt hier de mysterieuze stad Groningen, een stad die te midden van alle ellende van de oude veenkoloniën een glanzende economische prestatie weet neer te zetten en onder de grote steden van ons land een echt voorbeeld is geworden. Mogelijk is dit de enige plek waar de vruchten van het aardgas voor deze provincie zichtbaar worden. Maar ik begin in Almelo, dat maar één plaatsje hoger op de lijst van duurzame gemeenten staat dan Veendam, en ga vandaar in noordelijke richting naar Emmen, de laagst scorende 100.000plus gemeente van ons land.

Almelo

Almelo heeft me verrast. Het centrum is helemaal op de schop genomen. Een oude haven die was gedempt is weer uitgegraven en daaraan is een nieuw hart van de stad gebouwd. Het gemeentehuis is pas enkele maanden geleden in gebruik genomen en staat als een imposante puist te prijken op de nieuw gecreëerde plek.

duurzame steden trip 2 2015 001

Ik strijk neer op een terras waar ik een mooi uitzicht op het gemeentehuis heb. Aan de andere kant van het water staat een even imposante oude schoorsteen, die een restant van de hier vroeger gelegen textielfabriek blijkt te zijn. Ook daar is een restaurant van gemaakt. Heel geslaagd. Na mijn zonnepittenbol gezond, stap ik op en ga de oude stad nader bekijken. Hier laat Almelo meer van het verleden zien. Vrij veel leeg staande winkels, ook graffiti hier en daar, hier en daar is het wat smoezelig.

duurzame steden trip 2 2015 008

Maar ik vind dat Almelo toch weet te verrassen en een kering aan het maken is. Als ik weg rijd en de weg naar Emmen zoek zie ik nog diverse wijken met deftige herenhuizen, voor de bedrijventerreinen je als bezoeker uitgeleide doen. Almelo is zo gek nog niet.

Emmen

Zou Emmen ook zo meevallen, begon ik me af te vragen. Emmen is een betrekkelijk grote stad met 110.000 inwoners, omringd door agrarisch land. Dat duidt meestal op beperkte economische draagkracht. Ik rijd voor ik het weet het centrum binnen en vind gemakkelijk op loopafstand een parkeerplek. Het begin van het winkelcentrum is wat groezelig, vooral het HEMA gebouw lijkt decennia lang niet geverfd, maar het is druk op deze mooie dag met honderden wandelaars en winkelbezoekers.

duurzame steden trip 2 2015 021

Al snel vind ik het gemeentehuis, ook zo’n strak splinternieuw geval -waar bovendien aandacht aan een beeldengroep is besteed- en dat wordt omringd door zeer grote pleinen, deels met groen, waar alleen gewandeld en gefietst mag worden. Niets mis mee. Ik zie geen luxe, geen historische monumenten, afgezien van een weinig fraaie kerk op het midden van een plein, maar ook zijn er enige restaurants die druk worden bezocht. Ik zie geen hangjongeren, geen toezichtcamera’s. Kortom het centrum is eenvoudig maar met elán neergezet. Men is goed bezig. Voor de laagst scorende 100.000plus gemeente ziet het centrum van Emmen er stukken beter uit dan ik had gedacht. Bovendien wordt er nog druk gebouwd aan verdere verbeteringen.

Veendam

Door naar Veendam. Ik heb hier als student nog gelogeerd toen ik een zomer stage liep bij AVEBE. Maar het komt me niet bekend voor. Veendam ligt aan het Wildervanckkanaal en het is een beetje rommelig, kruipdoor-sluipdoor, binnenkomen. Er staan nog diverse statige panden in het plaatsje en ik kan parkeren voor een groot cultureel centrum, Van Beresteyn geheten, dat ligt naast het streekmuseum.

De winkelstraten zijn bescheiden, maar zonder veel leegstand, en na enig zoeken vind ik het stadhuis, een fraai oud gebouwtje waar, als zo vaak, een vierkante blokkendoos aan is gebouwd voor het na fusies toegenomen aantal ambtenaren.

duurzame steden trip 2 2015 034

Al met al valt ook Veendam me niet tegen, een mengsel van incidentele oude grandeur en een bescheiden werkgemeenschap, maar zonder enig teken van verpaupering. Het gaat dan misschien economisch niet goed in de provincie Groningen, de Groningers lijken zich toch aardig te kunnen redden.

Pekela

Dan wordt het tijd voor het hoofddoel van deze dag, de hekkensluiter van de lijst van duurzame gemeenten, Pekela, waar het economisch en sociaal heel slecht gaat. Het ligt niet ver van Veendam en al snel sta ik voor het gemeentehuis in Oude Pekela.

Ja, dat is een heel bescheiden rechthoekig gebouwtje en het steekt nog gunstig af tegen de schrale omgeving. Er is weliswaar een mooi gerestaureerde molen tegenover het stadhuis, maar verder slaat vandaag voor het eerst de schrik me om het hart. Twee vervallen gebouwtjes blijken van de Rabo Bank en ABNAmro Bank te zijn en nog te functioneren. Een wonder dat ze nog geld uitspuwen.

duurzame steden trip 2 2015 046

Hier is voor het eerst verval te zien. De winkels zijn slecht onderhouden of dicht. Een makelaarskantoor heeft niet eens de moeite genomen grote gaten in de glazen gevel te repareren. Een gesloten modezaak ‘Butterflay Fashion’ heeft de ramen met oude kranten dicht geplakt. Zo erg heb ik het nog nergens aangetroffen.

Delfzijl

Dan zoek ik naar een afsluiting voor de dag. Het is inmiddels vijf uur geweest en opeens herinner ik me een hotel dat buitendijks boven zee is gebouwd in Delfzijl, een half uur rijden hier vandaan. Dat zou leuk zijn met dit warme weer. Ik rijd richting de Eems-Dollard en kom in het havenplaatsje Delfzijl aan dat een zelfde sfeer ademt als wat ik in Rijnmond gewend was. Ook Delfzijl staat op het laagste deel van de lijst met duurzame gemeenten. Maar hier waait de wind en zijn de windmolens overal in het blikveld te vinden.

Het gemeentehuis kent zoals we vaak zien een moderne aanbouw. Het oude deel getuigt door een scheur in de voorgevel van de aardbevingen door de aardgas winning.

duurzame steden trip 2 2015 054

Haven, schepen, staal, dijken, niet zeuren maar poetsen, doe maar gewoon, dat is de uitstraling van deze gemeente. Het hotel zit stampvol. Dat is nou jammer. Dan maar op zoek naar een ander hotel hier en als dat niet lukt mijn geluk beproeven in Groningen, dat ik anders morgen had willen bezoeken.

Groningen

Om kwart over zes ben ik in Groningen. Ja dat is een echte stad! De wegen wijken tot brede banen, hoge prestigieuze kantoorgebouwen omringen je en laten je tenslotte toe in het centrum waar de geschiedenis, de kunst, de allure, de vrijmoedigheid, het boven het burgerlijke uitstijgende, je tegemoet komt.

Nu nog een hotel vinden. Ik rijd tweemaal een rondje langs het monumentale historische station en het bekende museum voor moderne kunst van Groningen, mijn TomTom dirigeert me naar pension Tivoli, waar ik voor geen goud wil overnachten. Ik rijd om Akerkhof heen, zie de Martinitoren in de lucht prikken, maar vind geen hotel.

duurzame steden trip 2 2015 062

Ik parkeer mijn auto en ga lopend nog op verkenning uit, tot aan het museum. Prachtige gebouwen met monumentale gevels, ja , maar nergens een hotel. Zonder hotel heb ik weinig zin om hier uitgebreid te gaan zitten eten. Natuurlijk ben ik de verkeerde kant opgelopen en gereden en had ik achter Akerkhof moeten kijken naar het monumentale stadhuis en de Grote Markt en had dan Hotel Prinsenhof gevonden.

Misschien had men nog een bed over gehad, misschien. Maar ik besloot om de knoop maar door te hakken. Het was twee uur rijden naar huis, waar ik nog voor donker terug kon zijn. Een mooie vakantiemaaltijd in de ondergaande zon schoot er dan helaas bij in. Zo gezegd, zo gedaan.
Wat heb ik nu vandaag geleerd? Het moet wel erg mis zijn wil je de economische malaise aan het uiterlijk van de gemeente zien. Oude trots en kracht kunnen nog lang doorwerken in het straatbeeld. De grootste vraag is eigenlijk waarom de stad Groningen het economisch zo goed doet, want al spreekt de sociaal-culturele sfeer me aan, de stad blijft volgens de metingen op sociaal vlak onder het gemiddelde steken. Het zijn de monumentale panden in de binnenstad, het feit dat er een universiteit is, en ja, het moet de doorwerking van de aardgasbaten zijn die hier voor economische draagkracht zorgen, al is het maar dat de regering in Den Haag in deze stad extra en hoogwaardige werkgelegenheid heeft geschapen als compensatie voor het leegroven van de bodemschatten in deze streek. Zou de stad Groningen het ook zo goed doen zonder de aardgascomponent? Zou het dan nog steeds beter scoren dan bijvoorbeeld een andere universiteitsstad als Tilburg? De economische productie (BRP) is heel hoog in Groningen, en de stad scoort hoog op kennis en ontsluiting met hoofdwegen. Maar er zijn tegelijk veel arme huishoudens en de werkloosheid is hoog. Dat zijn de zelfde problemen die de andere Groningse gemeenten hebben. Worden die in de stad Groningen gemaskeerd door de universiteit, de hoger gekwalificeerde werkgelegenheid en de vele starters? De vraag die ik eraan over houd is of die twee werelden van de welgestelden en de armen elkaar in de stad Groningen in de praktijk ook raken en bevruchten. En hoe gaat dat dan?

7 augustus 2015

Na terugkeer uit Groningen stond ik in dubio. Zou ik mijn eerdere plan om Den Helder te bezoeken nog uitvoeren? En daarna afdalen naar Brabant en Limburg om Helmond en Kerkrade nader te bezien? Zou ik daar nog veel nieuws leren? Na wat wikken en wegen kom ik tot een ander plan. Waarom zoek ik het vandaag niet dichter bij huis? In de omgeving van Zeist is ook veel te leren. Niet zover hier vandaan ligt Tiel dat nog lager scoort dan Schiedam en Delfzijl. En meer interessant nog, hier vlakbij liggen ook twee gemeenten die tot de hoogst scorenden behoren: Houten en Bunnik. Dan moet ik in één dag de essentie van het verschil toch kunnen ontdekken?!

Tiel

Eerst Tiel. Het is geografisch net zo’n stad als Wijk bij Duurstede, maar die gemeente hoort tot de topgroep. Beide steden hebben een oud verleden, liggen aan een grote rivier en hebben een haventje dat in de zomer vooral voor plezierjachten wordt gebruikt. Maar Tiel is de arme variant, gelegen aan de Waal en Wijk bij Duurstede de rijkere, gelegen aan de Nederrijn/Lek. Tiel ligt in de stroom van drie transportassen: de rivier, de Betuwe spoorlijn van Rotterdam naar Duitsland, en de A15.

Belangrijker nog is dat Tiel net te ver van grote steden als Rotterdam en Utrecht ligt om aantrekkelijk te zijn als woongemeente voor pendelaars. De lagere welvaart weerspiegelt zich in het weliswaar oude maar niet erg chique centrum. Het is evenmin een toeristische trekpleister. Het nieuw gebouwde, rechthoekig ogende, gemeentehuis ligt tussen een parkje voor het gebouw en een eenvoudig pleintje terzijde van het gebouw. Net als ik er overheen loop beginnen een paar allochtone jongens te ruziën en vechten, terwijl omstanders verbaasd toekijken. Iets meer richting de rivier wordt een groot nieuw project gerealiseerd dat het verschil moet gaan maken.

Bij binnenkomst zag ik al dat de huizen klein en bescheiden zijn. Bij het verlaten van de stad in westelijke richting valt me dat nog meer op. Hele wijken bestaan uit petieterige ´arbeiders´ woningen.

duurzame steden trip 3 2015 024

Je kunt natuurlijk ook anders redeneren. In Tiel zijn is de werkende klasse niet in betonnen flatgebouwen neergezet, zoals in de Randstad veel wordt aangetroffen, maar heeft ieder gezin toch een eigen huisje met een tuintje. Hoe zie je dat in de statistieken? Het telt wel mee voor het beeld van de duurzaamheid van een gemeente. Een eenvoudige werkstad, gedomineerd door mensen die werken voor lage lonen en waar het elán, dat bij het in een gelijksoortige situatie verkerende Spijkenisse op te snuiven viel, nog lijkt te ontbreken. Maar hier vind ik, ondanks de bescheidenheid van deze gemeente, geen verpaupering, geen graffiti.

Houten

Via de A27 ben je binnen een half uur in Houten. Misschien wel de meest bijzondere stad van ons land, die zich nabij Utrecht heeft gevleid tussen Nieuwegein en Bunnik/Zeist. Wat is dan zo bijzonder aan Houten? Dat merk je al meteen bij aankomst. Je kunt er niet zomaar inrijden. Net als de middeleeuwse steden heeft deze moderne New Town een stadsmuur in de vorm van een om de hele stad aangelegde aarden wal van enkele meters hoog.

Slechts op een paar plekken kan de bezoeker door dit afweermechanisme heen breken, en zolang je de meest voor je doel passende ingang niet hebt gevonden moet je verder om de stad heen rijden op de Rondweg. Eenmaal binnen de muren wil het stadsbestuur je zo snel mogelijk uit je auto hebben. De stad maakt in de verschillende wijken op mij een saaie indruk en is gemaakt voor fietsers die met ruime paden overal vorstelijk heen en weer kunnen rijden. Dit is het meest uitgesproken zichtbaar in het centrum van Houten, waar ook het gemeentehuis ligt dat de andere gebouwen met zijn toren domineert. Hoe modern Houten wil zijn blijkt uit een zuil met het naambordje voor het gemeentehuis waarop in letverlichting is te lezen www.houten.nl. Naast het gemeentehuis, de gekanaliseerde waterpartijen en het meanderende hoofdsnelfietspad ligt een opvallend in aluminium en glas vormgegeven hypermodern station van de spoorwegen.

duurzame steden trip 3 2015 032

Nergens in de gemeente is er wanorde. Tenminste, afgezien van een wilde man die bij de gemeentevijver passanten lastig valt door ze verwijten toe te schreeuwen over de toestand in de wereld. Hoe is zoiets in Houten mogelijk? Op de terugweg is hij er al niet meer. Zoiets kan maar een paar minuten in Houten bestaan, denk ik. Ook voor de fietsenstalling bij het station is een passende oplossing gevonden door een futuristisch fietsen transferium met lift en al en een uitgebreid handvest met regels.
Het verbaast niet meer dat de witte en crême-kleurige muren van de gebouwen overal maagdelijk zijn gebleven. Spuitbussen voor graffiti bestaan niet in Houten. In dit Brave New World zijn er echter ook dingen die ik als gewone sterveling mis. Op de riante pleinen met wandelaars en statige fietsers, – toegegeven ook snelt er soms een pizza bezorgen op scooter voorbij -, is een enkel restaurant te zien, maar het geheel ziet er zo steriel uit dat de lust me vergaat om hier het avondeten te gebruiken. Alles is geregeld in Houten omdat aan alles vooraf is gedacht. Ik begrijp dat dertig jaar lang een in detail uitgedacht plan voor deze nieuwe stad consequent is uitgevoerd. Dat is op zich al heel bijzonder gezien de wisselende uitslagen van de vierjaarlijkse gemeenteraadverkiezingen. Maar nu is het dan ook zo dat ik de burgemeester heb horen verzuchten dat hij nergens in zijn gemeente nog ‘rommelruimte’ heeft, bijvoorbeeld voor startende bedrijfjes. Wat me nog het meeste is opgevallen, is het beheer van het groen. In alle gemeenten die ik bezocht stond het gras in de wegbermen en groenstroken hoog omdat het personeel van de plantsoenendiensten vermoedelijk op vakantie is. Niet zo in Houten.

duurzame steden trip 3 2015 046

Langs de Rondweg, ja zelfs op het talud van de spoorlijn, is het gras begin augustus kort gemaaid. Wie wil wonen in deze (bijna) meest duurzame stad van ons land? Het zijn burgers die veelal in Utrecht werken en vervolgens zich in deze moderne enclave terugtrekken waar het leven voorspelbaar en veilig is, geordend en gereguleerd, ja bijzonder verantwoord en duurzaam. Toch vraag ik me af of het een model is voor andere gemeenten die duurzaam willen zijn. Het heeft namelijk ook iets weg van een sekte onder de duurzame gemeenten.

Bunnik

Om nog één andere voorbeeld van een praktisch net zo hoog scorende duurzame gemeente te zien, en in de hoop daar wel gezellig te kunnen eten op mijn laatste vakantiedag, rijd ik naar buurgemeente Bunnik. Ik passer een stukje van Bunnik bijna dagelijks met mijn auto maar heb het centrum nog nooit goed bekeken. Bunnik, inclusief Odijk en Werkhoven, telt 15.000 inwoners, en is een stuk kleiner dan buurgemeenten Houten met 49.000 en Zeist met 62.000 inwoners. Het centrum van Bunnik is moeilijk te vinden want behalve dat er een Dorpstraat is met wat winkels stelt het niet zo veel voor. De Dorpstraat eindigt met het Oude Raadhuis, een elegant pandje dat inmiddels voor een nieuwe versie van het gemeentehuis, dat in Odijk staat, is verruild.
Ja, er staan vrijstaande herenhuizen in Bunnik, maar ook gewone rijtjeshuizen en in de omtrek liggen gewone bedrijventerreinen. Er is niet zoveel bijzonders aan Bunnik te zien. Wel kom ik naast het Oude Raadhuis een sfeervol restaurant tegen dat ik vaker op reclameborden had zien staan ‘Wapen van Bunnik’. Dat gun ik mezelf dan maar. Het is inderdaad een aanrader met een goede keuken. Omdat ik alleen ben word ik nog toegelaten, want men is vol.

duurzame steden trip 3 2015 057

Dat biedt me de gelegenheid om na te denken over het onderscheid tussen Zeist en Bunnik. Wat heeft Bunnik dat Zeist, met zijn Slot Zeist en hotel Figi en het WWF en PGGM en de Triodos Bank en de Slotlaan met heel veel winkels, niet heeft? Ik kom maar op één factor. Zeist is van een mooi dorpje uitgegroeid tot een middelgrote stad en Bunnik is een klein dorp gebleven, met de eigen bevolking waarvan een deel niet onbemiddeld is en hier in het Wapen van Bunnik voor mijn ogen met de fiets komt dineren.

De uitbreiding van Zeist, met wijken die bestaan uit grote flatblokken, weliswaar ‘s zomers verscholen achter bomen, heeft de ‘duurzaamheidspoeling’ dunner gemaakt en daarom is de stad op de duurzaamheidladder gedaald. Is Zeist daarom minder goed bezig dan Bunnik? Een goede vraag, die zeker een antwoord behoeft. Ook een goede vraag is of in Bunnik het roer om moet en of het zich bijvoorbeeld bij Zeist of Houten zou moeten aansluiten. Ik denk dat Bunnik/Odijk niet voor niets als dorp nog steeds bestaat. Men wil het zo, en waarom zou zo’n gemeente daar niet mee door mogen gaan?

Uit deze verkenningstocht komt naar voren dat het niet meevalt aan de uiterlijke verschijning van een gemeente de duurzaamheid af te leiden. Wat zie je wel en wat zie je niet? Laat ik beginnen de twee uitersten te vergelijken: Houten en Oude Pekela. In Oude Pekela zag ik economisch verval dat niet wordt aangepakt maar blijft bestaan. Dan is het slecht met de gemeente gesteld. Er is geen veerkracht meer, zoals ik dat ook, maar veel minder extreem, meende waar te nemen in Schiedam. Spijkenisse barstte, ondanks de lage score, van de veerkracht voor mij als oppervlakkige bezoeker. In Houten vond ik de duurzaamheid wel zichtbaar maar ook een beetje doorgeschoten. Persoonlijk heb ik dan liever Bunnik, een gewoon dorp waar het leven nog simpel en genoeglijk lijkt en waar de grote stad als het moet toch om de hoek beschikbaar is. Dat is ook het algemene kenmerk van de gemeenten die als beste op duurzaamheid scoren. Het zijn allemaal relatief kleine gemeenten in de buurt van grote gemeenten, waar veel groen is, welgestelde burgers wonen, die zich netjes gedragen en voor hun werk naar de grote gemeenten in de buurt pendelen. Al is het een ideaal rolmodel, het is niet de toekomst die voor alle gemeenten is weg gelegd. Hopelijk is de stadswal om Houten niet de voorloper van de ‘gated communities’ die zich als eilanden van welvaart beschermen tegen de boze buitenwereld. Kortom, die echte duurzaamheid is moeilijk aan de buitenkant van de gemeente af te lezen, daarvoor moet je in de woningen, de openbare gebouwen en het gemeentehuis een kijkje kunnen nemen. Duurzaamheid is een samengesteld idee dat zijn wortels heeft aan de binnenkant van de samenleving en daarom is het lastig te fotograferen.

12 augustus 2015